In de vroege middeleeuwen hergebruikten leiders sieraden als geld
In de vroege middeleeuwen bestonden munten al eeuwenlang. De oudst bekenden zilveren en gouden munten die archeologen gevonden hebben, stammen uit de zevende eeuw voor Christus. Maar dat wil niet zeggen dat in de vroege middeleeuwen, zo’n 1500 jaar later, munten net zo gewoon waren als nu. In tegendeel.
Goud en zilver zijn al sinds mensenheugenis waardevolle metalen. Beide zijn te zacht om gebruiksvoorwerpen van te maken. Een gouden mes zou bij normaal gebruik al snel bot zijn. Maar door hun waarde zijn goud en zilver wel geschikt voor allerlei andere zaken, zoals sieraden. En goudbaren kent ook iedereen wel, kijk maar eens wat je aan online goud kopen kan. Ook worden goud en zilver al eeuwen lang gebruikt in munten. Ook nu kan je zilver kopen in de vorm van munten of baren. Het gaat dan niet alleen maar om oude munten, maar ook om modernere munten, die onder verzamelaars vaak gewild zijn.
Munten in de vroege middeleeuwen
In de vroege middeleeuwen waren munten al lang geen onbekend verschijnsel meer. De Romeinen introduceerden munten overal in hun rijk en door het enorme handelsnetwerk dat zich uitstrekte tot ver buiten het Romeinse Rijk, verspreidden gouden en zilveren munten zich tot ver buiten de grenzen van het Romeinse rijk. De Romeinse munten hadden in zekere zin een soort eenheid. Een bepaald type gouden munt, was meerdere zilveren munten van een bepaald type waard. Het was systeem was nog niet dusdanig ontwikkeld dat je over een echte munteenheid kan praten, maar er zat een systeem in. Een belangrijke factor voor de waarde van de munt was namelijk niet alleen het materiaal waar de munt van was gemaakt: het gewicht van de munt was minstens zo belangrijk. Een Aureus, een gouden munt, was in de tijd van keizer Augustus 8,18 gram zwaar zijn. Historici zien hierin soms ook een eerste vorm van inflatie, want keizer Nero bepaalde een aantal decennia later dat het gewicht 7,27 gram moest zijn. Van de hoeveelheid goud die je nodig had om Augustus’ tijd twintig munten te slaan, kon je in Nero’s tijd 21 munten maken.
Dankzij het enorm uitgestrekte Romeinse Rijk golden dit soort wetten in een enorm gebied. In Rome en Londen rekenden handelslieden en legionairs met min of meer dezelfde munten en gaven daar min of meer dezelfde waarde aan. Maar met het uiteenvallen van het Romeinse Rijk viel ook dat enorme handelsnetwerk uiteen – en dus ook het monetaire netwerk. Daardoor werden al die munten een stuk minder belangrijk voor het dagelijks handelsverkeer, maar dat betekende niet dat munten waardeloos werden of hun nut verloren. In tegendeel. Uit archeologische vondsten blijkt dat munten waardevol bleven. Alleen door de afname van het handelsverkeer gingen er minder munten rond. Het geld rolde – letterlijk en figuurlijk wat minder vaak.
Munten in sieraden
Dat leidde tot een aantal gebruiken die in onze ogen wellicht wat raar zijn. Munten werden namelijk vaak aangepast. Een van de meest in het oog springende aanpassingen was het verwerken van munten in sierraden. Soms gebeurde dat door simpelweg een gaatje in een munt te maken en die als een ketting om de hals te hangen, maar soms werden munten ook verwerkt aan armbanden, fibula’s en ringen. Dat wil echter niet zeggen dat die munten geen betaalmiddel meer waren. In tegendeel er zijn aanwijzingen dat ook met die munten betaald werd. Soms werd sieraad daarvoor uit elkaar gehaald, maar soms ook niet.
Munten werden in stukjes gehakt
Een andere – wellicht nog vreemdere aanpassing – was het in stukken snijden van munten. In de Romeinse tijd werd zoiets soms al gedaan door fraudeurs. Mensen sneden hele kleine stukjes van munten af en verzamelden die om er op den duur nieuwe munten van te smelten. De truc was om dat op zo’n manier te doen dat het niet opviel dat de originele munten een beetje kleiner werden. Zo kreeg een zwendelaar bijna gratis geld! Maar in de vroege middeleeuwen werd het een tijdlang gebruikelijk om munten echt in stukken te hakken. Dat werd vooral in het huidige Engeland gedaan, waar zilveren munten, de eerste pennies, daar speciaal voor ontworpen werden. Op de pennies stond een kruis dat het makkelijk maakte om de munt met een bijtel in vier min of meer gelijke delen te hakken. Op die manier kon makkelijk een bedrag met bijvoorbeeld de waarde van een halve penny betaald worden.
Gewicht belangrijkst
Dat de munten hun waarde niet verloren als ze in stukken werden gehakt, had te maken met het gewicht. Dat was doorslaggevend voor handelaren. Dat was trouwens niet alleen maar nodig omdat er zo veel munten in stukjes werden gehakt. Nadat het Romeinse Rijk verdween, ontstonden er overal andere rijken, die allemaal hun eigen munten konden slaan. Die munten waren allemaal erg verschillend, niet alleen in uiterlijk, maar ook in waarde. Wisselkoersen bestonden nog niet, en daarom was bij internationaal handelsverkeer het gewicht van het metaal het belangrijkste. Als er gehandeld werd, werden munten zo zorgvuldig mogelijk gewogen om de waarde vast te stellen.
Hoewel munten en valuta tegenwoordig heel anders werken, is gewicht bij het kopen van goud en zilver nog steeds belangrijk. Nu zijn het vaak geen muntjes meer die een specifiek gewicht hebben, maar kun je soms zelfs complete baren zilver of goud kopen. Zulke baren hebben een standaardformaat. De prijs daarvan is gekoppeld aan het gewicht. Maar er wordt meer in zilver en goud verhandeld dan alleen baren, zoals bijvoorbeeld munten. Die zijn meestal veel meer waard dan alleen hun gewicht. Munten die bijzonder zijn, bijvoorbeeld oude of zeldzame munten, hebben naast de waarde van het zilver of goud ook een verzamelaarswaarde. Zo werd in november 2024 nog een gouden rijksdaalder geveild voor een bedrag van meer dan 450.000 euro.