Onderzoek duurt al langer dan een eeuw, het laatste hoofdstuk Romeinse Villa Voerendaal
Voerendaal is een bijzondere vindplaats. Dankzij de beroemde Romeinse villa, maar ook dankzij de lange geschiedenis van het onderzoek: het terrein is maar liefst vier keer opgegraven.
In 1891 werden de eerste muren van een villa ontdekt langs de Steinweg. Al snel werd de Limburgse rijksarchivaris Joseph Habets erbij gehaald. Samen met de familie Van Oppen, eigenaar van het land, maakte hij plannen om de resten op te graven. Eenmaal begonnen bleken de gebouwen veel groter dan gedacht. Habets spreekt in een brief zelfs van ‘de uitgestrektste opdelving ooit’ in Nederland. Hij volgde muurfunderingen door met een ijzeren pen in de grond te prikken. Vervolgens konden de muren met de schep worden vrijgegraven. Een flinke klus, waarvoor werkmannen werden ingezet. Naar verluid kregen die mannen 1 gulden per dag.
Om alles te bekostigen klopte Habets aan bij de rijksoverheid. Hij kreeg 250 gulden. Een jaar later vroeg hij nog eens 350 gulden. Omdat Habets die zomer overleed, kwam het onderzoek tot een einde.
Directeur Willem Pleyte van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden bezocht de opgraving al in 1892. Toch ondernam het museum pas in 1929 zelf actie. Directeur Holwerda liet samen met de Limburgse rijksarchivaris Goossens het villacomplex verder opgraven. Opnieuw stopte het onderzoek vroegtijdig, dit keer door een conflict met de pachter.
Twintig jaar later keerde het museum terug. Tussen 1947 en 1950 groef Willem Braat het meest monumentale deel van de Romeinse villa op via een serie smalle sleuven. Gebouwen werden vervolgens gereconstrueerd door ontdekte muurdelen te verbinden. Ook hier kwam heel wat graafwerk bij kijken, zeker rond het badgebouw van de villa. Braat werkte met voormalig werkloze mannen van de Dienst Uitvoering Werken, soms wel zestien tegelijk.
Na het onderzoek van Braat werd het hoofdgebouw van de villa beschermd als rijksmonument. Om te voorkomen dat andere gegevens verloren zouden gaan ontstond in de jaren tachtig het plan om verder te graven. Bij een grootschalige onderzoek tussen 1984 en 1987, onder leiding van Willem Willems, werden er met een graafmachine brede, aaneensluitende werkputten gegraven en soms wel zes keer uitgediept. Zo konden alle sporen uit verschillende fases worden opgetekend: muurwerk, maar ook greppels, kuilen en paalkuilen. Helaas werd dit onderzoek nooit gepubliceerd.
Daarom is het verhaal nog steeds niet klaar. Nu, na meer dan een eeuw opgraven, werkt een team van specialisten in opdracht van het Limburgs Museum drie jaar lang aan het laatste hoofdstuk. Zodat straks eindelijk het complete verhaal kan worden verteld van de bijzondere Romeinse villa in Voerendaal-Ten Hove.