Onze lichtbronnen: van kampvuur tot led lamp
In tegenstelling tot uilen en vleermuizen, zijn de zintuigen van de mens niet toegerust om in het donker te kunnen navigeren. Na zonsondergang gaat het (over)leven echter door. Vandaar dat de mens al tienduizenden jaren bezig is om zichzelf op donkere momenten van licht te voorzien. Sinds het beheersen van vuur zijn er steeds inventievere lichtbronnen bedacht, waardoor we binnenshuis en ’s nachts kunnen zien waar we mee bezig zijn.
Eerste Lamp
Vanaf 250.000 jaar geleden gebruikte de mensheid het vuur als voornaamste warmte- en lichtbron. De innovatie zat in het leren om dit ‘bij zich te kunnen dragen.’ Naast kampvuren en fakkels werden zo ook de eerste lampen ontwikkeld. De oudste versie dateert uit ongeveer 70.000 voor Christus. Het ging hier om een uitgeholde steen, gevuld met in dierenvet geweekt mos en ander absorberend materiaal. Deze brandbare vulling werd aangestoken, en de vroegste versie van de lamp was een feit. Het nadeel van deze lampen was dat de brandstof maar relatief kort meeging, waardoor men op zoek ging naar andere grondstoffen.
Olielampen
Tijdens de oudheid ontwikkelde men in het Midden-Oosten en aan de Middellandse Zee verfijndere technieken voor hun lichtvoorziening. Aardewerken en bronzen olielampen deden rond 4.500 v.Chr. hun intrede. Als brandstof gebruikte men onder andere olijf-, sesam- en visolie. In deze periode werd ook pek in gebruik genomen, om het licht van de fakkels te versterken. Onder de Grieken en de Romeinen namen de ontwerpen van de lampen steeds complexere vormen aan. Esthetiek speelde steeds meer een rol, met bijvoorbeeld decorerende afbeeldingen van planten en dieren.
Na de val van het Romeinse Rijk ging veel van de kennis over lampen verloren in middeleeuws Europa. De ontwerpen werden stuk eenvoudiger en minder effectief. Vandaar dat men ook gebruik maakte van kaarsen als lichtbron, waardoor net als in de prehistorie vet de voornaamste brandstof werd. Pas eind achttiende eeuw kwam de volgende sprong voorwaarts in de evolutie van de lamp. De Zwitserse Aimé Argand voerde rond 1780 verbeteringen aan de olielamp door, waardoor eindelijk een rookloze en roetvrije verbranding van de brandstof mogelijk werd.
Edison’s gloeilamp
Petroleum- en gaslampen werden in de negentiende eeuw geïntroduceerd. Deze verlichting gebruikte uit steenkool gewonnen gas als brandstof. Omdat dit materiaal zo goedkoop was, leek gaslicht goed op weg om de belangrijkste lichtbron ter wereld te worden. De introductie van elektriciteit en de daaropvolgende ontdekking van de gloeilamp veranderden echter alles. Deze uitvinding van de Amerikaanse Thomas Edison kwam op de markt in 1880. Ze ontketende een ware revolutie op het gebied van verlichting. Geleidelijk aan verdrongen gloeilampen het gaslicht van zijn voetstuk. Tussen 1880 en 1920 werd de gloeilamp sterk verbeterd, waardoor hij ook gebruiksvriendelijker werd. Naarmate steeds meer huishoudens op het elektriciteitsnetwerk werden aangesloten, kwam elektrische verlichting voor steeds meer mensen binnen handbereik.
Led verlichting
In de twintigste eeuw was de dominantie van elektrisch licht onbetwist. Toch stonden de ontwikkelingen op het gebied van verlichting niet stil. Met name op het gebied van light-emitting diode (kortweg led) verlichting werd grote vooruitgang geboekt. In 1962 bouwde Nick Holonyak Jr. de eerste led lamp die zichtbaar rood licht uitstraalde. In de jaren ’90 vonden wetenschappers een manier om de led lampen ook wit licht te laten geven.
In eerste instantie was led verlichting te duur voor de doorsnee consument. Maar led lampen gaan langer mee en verbruiken weinig energie, dus investeerden ook overheden veel in deze technologie. Ook overwegingen op het gebied van milieu spelen een rol. Omdat de gloeilamp relatief veel energie verbruikt, is hij inmiddels binnen de EU verboden. Door verbeteringen in de kwaliteit en efficiëntie van de led lamp, heeft dit product haar weg naar steeds huishoudens gevonden dit millennium.
Bronnen:
Afbeeldingen:
- Foto: By LPfi [GFDL or CC BY-SA 3.0], from Wikimedia Commons
- Foto: National Museum of Rio de Janeiro [CC BY-SA 4.0], via Wikimedia Commons