Sinds wanneer kunnen we onze opleiding kiezen?
De huidige economie wordt gekenmerkt door flexibilisering. De voortdurende technologische en maatschappelijke veranderingen vragen om nieuwe oplossingen. Om deze trends te kunnen bijbenen, laat de Nederlandse beroepsbevolking zich steeds vaker bijscholen. Hierbij kunnen werknemers kiezen uit een breed scala aan opleidingen en cursussen. Duizend jaar geleden lag dit echter heel anders. Toen bepaalde iemand geboorte al min of meer welke opleiding hij zou gaan volgen.
Onderwijs aan de elite voorbehouden
Tijdens de middeleeuwen was het onderwijs grotendeels in handen van de kerk. Alleen degenen die in de kloosters tot monniken werden opgeleid leerde zodoende lezen en schrijven. Vanaf de elfde eeuw ontstonden er in West-Europa weliswaar diverse universiteiten, maar deze instituten richtten zich in eerste instantie op religieus onderwijs en het bewaren van kennis uit de Klassieke Oudheid. Met de arbeidsmarkt hadden deze opleidingen weinig te maken. Daarnaast waren de universiteiten grotendeels voorbehouden aan de middeleeuwse elite, dat wil zeggen aan zonen van edellieden en rijke koopmannen.
Een vak leren bij het gilde
De ‘beroepsopleidingen’ vielen vanaf de elfde eeuw onder de verantwoordelijkheid van de gilden. Een gilde was een beroepsgroep, die in middeleeuwse steden een monopolie had op de productie van bepaalde goederen. Zo mochten alleen leden van het gilde der smeden hoefijzers slaan en kocht iedereen zijn stoelen bij het gilde der meubelmakers. De gildeleden maakten onderling prijsafspraken en stelden de kwaliteitseisen van hun producten vast. Zo ontwikkelden de gilden zich in de loop der eeuwen tot invloedrijke organisaties, die in het stadsbestuur aardig wat in de melk te brokkelen hadden.
Van gezel tot meester
Wie lid wilde worden van een gilde, moest op jonge leeftijd in de leer gaan. Deze leerlingen waren voornamelijk de zonen (vrouwen mochten geen ambachten verrichten) van gildeleden, die door een andere gildemeester dan hun vader werden geschoold. Wanneer de meester tevreden was over de verrichtingen van zijn pupil, benoemde hij hem tot ‘gezel’. Gezellen werkten in loondienst in de werkplaatsen van de gildemeesters, als onderdeel van hun opleidingstraject. Na een opleiding van 5 tot 9 jaar mocht een gezel de zogenaamde ‘meesterproef’ afleggen. Deze proef bestond uit het vervaardigen van een werkstuk, dat als een soort eindexamen fungeerde. Wie slaagde voor de meesterproef trad toe tot het gilde als meester, en mocht een eigen werkplaats openen.
Weinig flexibiliteit
De gilden hadden als voordeel dat ze stabiliteit en zekerheid boden voor hun leden. Tegelijkertijd waren deze beroepsorganisaties ook star: ze zorgden ervoor dat bepaalde ambachten voorbehouden bleven aan bepaalde families. Vrijwel iedere zoon trad in de voetsporen van zijn vader. Daarnaast boden de strikte voorschriften van de gilden weinig ruimte voor innovatie. Toen Nederland in tweede helft van de achttiende eeuw in technologisch opzicht begon achter te lopen op Engeland, hielden steeds meer mensen de gilden hiervoor verantwoordelijk. Daarom besloot het landsbestuur in 1798 om de eerste gilden op te heffen. Twintig jaar later werden de gilden definitief afgeschaft.
Behoefte aan geschoolde arbeidskrachten
Dit betekende echter nog niet dat er ineens meer mogelijkheden voor beroepsopleidingen ontstonden voor de ‘gewone man’. Integendeel: door de Industriële Revolutie ging een steeds groter deel van de beroepsbevolking als fabrieksarbeider aan de slag, waarvoor nauwelijks scholing was vereist. Pas aan het einde van de negentiende eeuw kwam hier verandering in. Door de industrialisering ontstond er namelijk een uitgebreid administratief bij bedrijven en verschillende overheden, waarvoor hoog gekwalificeerd personeel nodig was. Ook de steeds verdere specialisering binnen het Nederlandse bedrijfsleven deed de behoefte aan geschoolde arbeidskrachten stijgen. Daardoor volgden vanaf de twintigste eeuw steeds meer mensen hoger onderwijs en schoten opleidingsinstituten als paddenstoelen uit de grond.
En nu?
Vandaag de dag zijn er meer opleidingsmogelijkheden dan ooit tevoren. Naast het brede aanbod van beroepsopleidingen en studies, wordt er ook steeds meer bijscholing aangeboden. Dat moet ook wel, om de elkaar steeds sneller opvolgende technologische veranderingen te kunnen bijbenen. Door dit uitgebreide aanbod, kan het echter wel lastig worden om de best passende opleiding uit te zoeken. Gelukkig helpen onafhankelijk online vergelijkingsplatformen zoals Edubookers de beroepsbevolking zijn weg te vinden in dit oerwoud aan opleidingen. Vergeleken met duizend jaar gelden hebben we er immers behoorlijk wat keuzemogelijkheden bij gekregen.
Bronnen:
Afbeeldingen:
- Foto: Manfreeed [CC BY-SA 2.5], from Wikimedia Commons
- Foto: Danovic [Public domain], from Wikimedia Commons