Suriname in de Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog was voor veel landen een zware tijd, maar toch stonden sommige landen er na de oorlog beter voor dan voordat de oorlog uitbrak. Suriname ging er gedurende de Tweede Wereldoorlog sterk op vooruit. Hoe kon het dat een oorlog die zoveel nare gevolgen voor de rest van de wereld had toch positief was voor de vrijheid van Suriname?
Suriname voor de oorlog
Voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak ging het niet goed met Suriname. De wereldwijde economische crisis trof het land hard. De vraag naar grondstoffen die op de plantages werden geproduceerd kelderde en de plantages brachten niet meer zoveel op als vroeger. Daardoor stegen de werkeloosheid en armoede flink. Dat had niet alleen op economisch gebied gevolgen, maar ook op sociaal vlak. De verschillende bevolkingsgroepen in Suriname hadden door die economische situatie nog maar weinig contact met elkaar.. Een samenleving die ooit zo hecht was viel nu ook langzaam uit elkaar.
De Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog bracht een aantal grote uitdagingen voor Suriname. Doordat de Nederlandse regering die een groot deel van het beleid in Suriname bepaalde, wegviel, stond de gouverneur Johannes Kielstra er vrijwel alleen voor. Een van de eerste problemen waarmee Kielstra werd geconfronteerd was de grens met Frans Guyana. Dat land werd nadat Frankrijk was bezet, geregeerd door de met de Duitsers samenwerkende Vichy-regering en Kielstra zag dan ook een groot risico voor een inval vanuit dat land. Daarom riep Kielstra een staat van oorlog en beleg uit, zodat hij veel bevoegdheden kreeg.
Amerikanen in Suriname
De situatie in Suriname veranderde snel toen Bauxiet, een mineraal waarvan aluminium gemaakt wordt, van groot belang werd voor de vliegtuigbouw. In Suriname werd al sinds 1916 Bauxiet gewonnen en die mijnen konden nu ingezet worden voor aluminiumfabrieken van de geallieerden. In 1941 opende dan ook de Paranam-fabriek, met bijdrages van gouverneur Kielstra en Billiton, een mijnbouwmaatschappij. De handel in Bauxiet groeide enorm snel: al in 1943 aan leverde Suriname maar liefst 60% van de bauxietbehoefte aan Amerika.
De samenwerking tussen de Surinamers en Amerikanen liep voorspoedig. De Amerikanen namen de Surinamers dan ook op in hun oorlogsplan uit 1941, het ‘Rainbow Plan’, dat troepenzending naar Zuid-Amerikaanse landen mogelijk maakte. De komst van de Amerikanen met hun troepen in Suriname leidde tot een enorme kapitaalstroom voor het land. Zanderij, het belangrijkste vliegveld van het land, werd uitgebreid en wegen werden aangelegd. Er was sprake van een enorme economische ontwikkeling en daarbij kwam ook het bewustzijn van zelfstandigheid bij kijken.
Opsluiting
Hoewel de situatie in Suriname verbeterd leek te zijn op economisch gebied, bracht deze economische voorspoed ook weer problemen met zich mee. Suriname had een aantal Duitse inwoners die al jaren in het land verbleven en werkten, toch bracht het idee van Duitsers in het land angst met zich mee. Duitse mannen boven de vijftien jaar werden vastgezet in Fort Zeelandia, voor vrouwen en kinderen gold dat zij naar de oude suikerplantage Mariënberg werden gestuurd. Bij de suikerplantage werd al gauw een malariaplaag ontdekt die voor zulke ongezonde en gevaarlijke leefomstandigheden zorgde, dat de vrouwen werden overgeplaatst naar het kamp van hun mannen. In tegenstelling tot de mannen mochten de vrouwen en kinderen wel vrij in en uit het kamp lopen.
Over het algemeen veroorzaakten de Duiters weinig problemen, dat resulteerde dan ook in weinig restricties voor hen. Ze kregen geld, boeken en mochten hun vrije tijd zelf indelen. De weinige restricties verdwenen toen de gouverneur te horen kreeg dat er boeken over wapens en oorlogsvoering het kamp in werden gesmokkeld.
NSB’er of niet?
In januari 1942 kreeg het land met een nieuw probleem te maken. In de haven van Paramaribo kwam een schip met aan boord 146 mogelijke NSB’ers aan, de Nederlandse mannen die terugkwamen uit Nederlands-Indië. Gouverneur Kielstra wist niet wat hij met deze groep aan moest en probeerde advies in te winnen bij de minister van Overzeese Gebieden. Kielstra zou documenten ontvangen met bewijs of deze mannen daadwerkelijk NSB’ers waren, de documenten zijn alleen nooit ontvangen door Kielstra. De gouverneur moest nu knopen gaan doorhakken en de keuze maken of hij mogelijke NSB’ers in de Surinaamse samenleving los zou laten. Hij koos ervoor om dit risico niet te nemen en de mannen niet zomaar te laten gaan, in 1942 richtte hij daarom ook voor hen een kamp op.
Verplichte verduistering
Ondertussen lukte het de gouverneur maar matig om de rust in Paramaribo [DC1] te bewaren. De oorlog was nog steeds bezig en Kielstra kon bombardementen van zowel de Duitsers al de Japanners niet uit sluiten en riep een verplichte verduistering uit waardoor er in de stad vanaf zeven uur s ’avonds tot zeven uur s ’morgens nergens licht mocht zijn.
Door deze verplichte verduistering gebeurde er steeds meer op straat; bendeleden, pooiers en prostituees gingen vrijelijk hun gang. Dit was een groot probleem voor de gouverneur geworden aangezien prinses Juliana op bezoek zou komen.
Joden vluchten naar Suriname
Europa werd gedurende de oorlog steeds gevaarlijker voor Joden. Veel Joden besloten dan ook om vanuit onderduikadressen via Frankrijk, Spanje en Portugal naar Suriname te vluchten. De Nederlandse regering in Suriname nam rond 1942 zo'n 1000 Joodse vluchtelingen op. Dit aantal zou later in de oorlog verder oplopen.
Razzia
Intussen waren er meerdere klachten over gouverneur Kielstra ontstaan die bij de Nederlandse regering terecht kwamen. Kielstra moest de onrust sussen en de onveiligheid in de straten veranderen voordat de prinses haar bezoek aan de stad zou brengen.
Kielstra ondernam dan ook actie en van 7 tot 10 oktober in 1943 reden drie verschillende trucks door de straten om de ‘ongewenste elementen’ van straat te plukken en op te pakken. Gedurende deze drie dagen zijn er in totaal 97 mannen en 66 vrouwen opgepakt. De vrouwen werden naar plantage Katwijk in Commewijne overgebracht. De vrouwen werden in eerste instantie naar Katwijk gebracht omdat zij geslachtsziekten hadden en daardoor als een bedreiging voor de volksgezondheid werden gezien. Maar eenmaal genezen werden de vrouwen alsnog niet vrijgelaten. Werk was er echter ook niet op het kamp. In feite zaten ze dus vast, zonder een eerlijk proces. Door een combinatie van onvrede en verveling ontstond er een onrustige sfeer op de voormalige plantage en door de continue spanningen hielden maar weinig bewakers het bij de vrouwen uit.
Voor de mannen gold dat zij werden overgebracht naar een kamp vlakbij Zanderij. Zij kregen in tegenstelling tot de vrouwen wel werk in het kamp. Dit werk werd alleen wel uit het zicht van de inheemse bevolking gehouden omdat het teveel zou herinneren aan het slavernijverleden. De gevangenen hebben zo’n drieënhalve kilometer aan wegen aan moeten leggen.
Wat heeft de oorlog voor Suriname betekend?
Hoewel de oorlog naast welvaart ook veel leed met zich mee heeft gebracht, is Suriname er flink op vooruitgegaan na de Tweede Wereldoorlog. Velen jonge mannen en vrouwen gingen Nederland bijstaan en lieten alles achter, eenmaal in Nederland zagen zij dat het ook anders in Suriname kon gaan. Zo ontstond in juli 1951 de culturele vereniging Wi Egi Sani, WES. In 1952 richtte de vereniging het Nationale Comité Suriname op, dat tijdens de rondetafelconferentie in 1952 de toekomst van de Nederlandse koloniën bespraken. De vereniging pleitte voor onafhankelijkheid, het land kreeg vervolgens steeds meer zelfbestuur. De omstandigheden van de oorlog hebben ervoor uiteindelijk voor gezorgd dat Surinamers steeds meer losraakten van het koloniale moederland.
Bronnen:
- Wikipedia.org: Wi Egi Sani
- Werkgroep caraïbische letteren: Suriname in de Tweede Wereldoorlog
- Tweede-Wereldoorlog.org: Suriname in wo2