De intocht van Sinterklaas in Amsterdam in 1953.

Sinterklaas: De blijde incomste

Een Sinterklaasfeest zonder intocht is ondenkbaar. De allereerste Amsterdamse 'blijde incomste' vond plaats midden in de crisisjaren van de jaren '30. Het was meteen een groot succes. Acht Sinterklazen hebben inmiddels hun opwachting gemaakt. Ondanks berichten over geldproblemen treedt dit jaar de negende aan. Een korte geschiedenis van de leukste dag van het jaar - voor kinderen én ouders.

Tekst: Josje Lakmaker, Ons Amsterdam, 2009.

In september verschenen zorgelijke berichten. Zou de Sinterklaasintocht dit jaar wel doorgaan? Bij de voorbereiding van de 71ste intocht bleek een tekort van € 70.000,-, bijna de helft van de totale begroting van € 160.000 ,-. Veel bedrijven die traditioneel aan de intocht bijdroegen, zijn het afgelopen jaar afgehaakt vanwege de economische recessie. Een paar weken later kwam de geruststellende mededeling dat er zich genoeg sponsors hadden gemeld. Het gevaar was geweken.

Curieus genoeg ontstond het idee voor een 'blijde incomste' van de  schutspatroon van Amsterdam tijdens de vorige grote crisis. Tot dan toe was Sinterklaas een feest dat thuis of in verenigingsverband werd gevierd. Begin jaren dertig verschenen er op straat steeds meer Sinterklazen die liedjes zongen voor geld. Er ontstonden onderlinge vechtpartijen over fooien - een onbegrijpelijk beeld voor de Amsterdamse kinderen. NRC-journalist David Kouwenaar bedacht het plan voor een feestelijke intocht, dat vervolgens enthousiast werd uitgevoerd door het Initiatief Comité Amsterdam (ICA) onder leiding van huisarts en onafhankelijk gemeenteraadslid M. (Maupie) de Hartogh. Het ICA bestond uit mannen van aanzien uit verschillende culturele en sociale kringen en was opgericht om de hoofdstad met allerlei projecten te "verlevendigen". De Hartogh vond de bekende acteur Eduard Verkade bereid als Sint op te treden, de havenstoombootdienst leverde een boot en Van Gend & Loos stelde een schimmel beschikbaar.

Ten eeuwigen dage

Op zaterdag 1 december 1934, het weer was guur, ging de intocht van start. Met de stoomboot kwam de bisschop aan bij de Sint-Nicolaaskerk, vergezeld van zes Zwarte Pieten, Surinaamse matrozen van een schip dat toevallig in de haven lag. De jongens hadden het ijskoud; een van hen klaagde bij de Sint: "Heilige Heer, ik verrek van de kou..." Honderden kinderen zwaaiden met vlaggetjes en "een onvervalscht Amsterdamsch boefje", aldus het Algemeen Handelsblad, gaf de Sint namens alle Amsterdamse kinderen een bos bloemen.

Voorop ging het muziekcorps van Albert Heijn met daarachter de heren van het ICA-comité in een rijtuig. Eduard Verkade werd op zijn schimmel behalve door de zes Pieten, voor en achter begeleid door herauten: Spaanse edelmannen te paard en een ere-escorte van dames en heren van de Amsterdamse Studenten Rijvereniging Hors. Na deze indrukwekkende figuren volgden bekende Amsterdamse firma’s. Bestelauto’s van Boldoot, De Bijenkorf, Hema, Vroom & Dreesmann, Hille (beschuit), VANA(levensmiddelen) vervoerden de door de bedrijven ter beschikking gestelde cadeautjes.

Bij de Oporto Bodega, Damrak 92, kreeg Sinterklaas een bokaal wijn van de Spaanse vice-consul en hing hij een krans aan de gevelsteen "Sinterclaes" in het hoekhuis "De Bisschop" van waaruit de goedheiligman eeuwenlang heeft uitgekeken op de jaarlijkse Sinterklaasmarkt op de Dam.* Het publiek stond er rijen dik. Voor het paleis overhandigde de voorzitter van het genootschap Amstelodamum, stadsgeschiedschrijver prof. Hajo Brugmans, hem een oorkonde. Daarin werd vastgelegd dat Sint-Nicolaas ten eeuwigen dage in dezelfde waardigheid de "blijde incomste" zou herhalen volgens hetzelfde protocol en altijd op de zaterdag vóór zijn naamdag.

De stoet trok verder naar de Oudezijds Voorburgwal voor een officiële ontvangst op het Prinsenhof door burgemeester en wethouders. De gereformeerde burgemeester Willem de Vlugt had enige tegenzin moeten overwinnen voor dit eerbetoon aan een roomse heilige, maar dankte de Sint hartelijk voor zijn komst in deze benarde tijden. De stoet moest zich daarna soms door kleine straatjes wringen. Via de Sint Agnietenstraat richting Kloveniersburgwal en via de Halvemaansteeg naar het Rembrandtsplein om over de Reguliersgracht en de Stadhouderskade te eindigen in het Vondelpark. Hier werden de cadeautjes uitgedeeld. Het Algemeen Handelsblad: "Onder den troonhemel in het Paviljoen-Vondelpark liet Sint-Nicolaas 6000 kinderen langs zich gaan. Ze werden daar met een geschenkje verblijd."

Extra snoepbon

Al was de "blijde incomste" voor altijd vastgelegd op de zaterdag vóór 5 december, de middenstand had hier zoveel bezwaar tegen dat de intocht in 1935 werd bepaald op woensdag 27 november. Eduard Verkade bleef Sinterklaas. In 1939 kon hij zijn "heilige verplichtingen" niet nakomen en werd zijn rol vervuld door kunstenaar Bernard van Vlijmen. Deze kon niet paardrijden en de aangepaste tocht ging dat jaar per boot. Vanaf de Prins Hendrikkade over de grachten tot aan Theater Carré. De kinderen stonden aan de wallenkant, toen nog zonder geparkeerde auto’s.

Na de Duitse bezetting staakte het ICA zijn werkzaamheden. Nationaal-socialistische organisaties als Winterhulp en Jeugdstorm organiseerden daarna tweemaal een inkomst. Op beelden uit het Polygoonjournaal van december 1941 zien we jongens en meisjes in uniform staan wuiven bij Sints aankomst bij het Concertgebouw: een feest voor enkele honderden kinderen. Tijdens de Hongerwinter was er geen tocht.

De eerste optocht na de bevrijding was sober. Het comité had tevoren de hulp ingeroepen van achtergebleven Canadese militairen die waren gelegerd in de Oranje Nassaukazerne. Ze stelden vier jeeps ter beschikking, muziek en een partij snoep. Maar even dreigde er een kleine catastrofe. Kolonel Tom Gilday, commandant van de Canadezen, vatte het Sinterklaasfeest op alsof het om de kersttraditie in zijn eigen land ging. Naarmate Kerstmis dichterbij komt, verschijnen er overal méér Kerstmannen. De kolonel wilde de zaak goed aanpakken: niet één armzalige Sint, maar per jeep vier Canadese Klazen - zestien in totaal. Er volgden moeizame besprekingen. De te hulp geroepen burgemeester Feike de Boer zei tegen het ICA-bestuur: "We hebben zoveel aan die Gilday te danken, wees hem maar ter wille." Het liep goed af: uiteindelijk zaten er in elke jeep een chauffeur in battledress met drie Canadese Pieten. En Eduard Verkade - die zijn oude rol weer op zich had genomen - kon vertellen dat er een extra snoepbon in de distributie zou komen.

Pepernoten of appels?

Verkade bleef Sinterklaas tot en met 1948 en werd opgevolgd door acteur Paul Huf sr., die het maar een jaar deed. Dierenarts Jan Gajentaan reed vervolgens dertien keer, van 1950 tot en met 1962. Uit het draaiboek voor de intocht van 1962 blijkt dat Sint, omringd door ruiters, werd voorafgegaan door drie landauers - koetsen- met het ICA-bestuur. Er ging een mailcoach mee voor de schrijvende pers die werd verzocht vanwege plaatsgebrek geen familieleden mee te nemen. De praalwagens waren gefinancierd door onder andere bandenfabriek Michelin, Het Parool en sigarettenfabriek Lexington en er waren veel fanfares en muziekcorpsen. De stoet eindigde bij het AMVJ-gebouw op de Stadhouderskade.

Architect Gerard de Klerk - hij ontwierp onder andere het Sonesta Hotel en het Mariott Hotel - nam in 1963 de staf over van Gajentaan. Hij zou maar liefst 26 jaar de Amsterdamse Sint zijn. De enige rimpel in zijn ambtsperiode was het relletje in 1971 nadat er appels in plaats van pepernoten aan de kinderen waren uitgedeeld en de trouwe schimmel moest kokhalzen van de gevoerde klokhuizen. Een minder geslaagde traktatie op initiatief van de Vereniging van Amsterdamse Ziekenfondsen om de melktandjes te sparen. Het bleef bij deze ene misstap.

Als stadssint met de langste staat van dienst had Gerard de Klerk ons ongetwijfeld veel kunnen vertellen over de fijne kneepjes van het vak, maar hij is helaas in 2003 overleden. Maar gelukkig weten ook zijn twee opvolgers daar alles van en zij zijn graag bereid tot een gesprek. Oud-directeur van de Scheepvaartvereniging Noord Dick Ernst Claassen reed van 1989 tot en met 1998; hij werd opgevolgd door Dries Zee, toen net gepensioneerd als commissaris van politiebureau Warmoesstraat (1999-2009). Samen vertegenwoordigen ze ruim twintig jaar Sinterklaasintocht.

Zoveel mogelijk handjes drukken

"De eerste keer was het meest indrukwekkend", steekt Claassen van wal. "Ik stapte in de boot bij de Rijkspolitie te Water aan het IJ; vandaar voeren we het naar het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis. Ik kreeg kippenvel van de beierende klokken van de Sint-Nicolaaskerk. Na de ontvangst door burgemeester Van Thijn, voelde ik lopend van het ontvangstplankier naar mijn paard, allemaal handjes die mijn mantel zachtjes aanraakten. Het gaf me een beetje een Jezusgevoel. Ik probeerde altijd zoveel mogelijk uitgestoken handjes te drukken, soms ritste ik er een heleboel achter elkaar. Op het Ajaxbalkon van de Stadsschouwburg is er weer zo’n grandioos moment: op het hele Leidsplein is geen stukje asfalt te zien, alleen maar vrolijke kinderen en hun ouders."

Dries Zee: "Bij de Prins Hendrikkade staat er nog niet zoveel, maar het moment dat je de overvolle Dam opkomt en de juichende massa ziet, alleen voor jou… Dan voelde ik me even de koningin. Het is zo’n blij, goedaardig evenement." De oud-politiecommissaris is een uitstekend ruiter en bewoog zich vaak even met zijn paard tussen het publiek. "Het gaat toch om de interactie. Het verbaasde me trouwens altijd hoe ouders met ware doodsverachting hun kind optillen naar Sint in de hoop dat hij de kleine voor op het paard zet. Ik nam altijd kinderen mee en zei dat ze plechtig moesten wuiven."

In de loop van de laatste twintig jaar zijn er tradities gebleven én enkele dingen veranderd. De bokaal wijn - inmiddels port - wordt nu geschonken bij De Roode Leeuw. "Bij de gevelsteen maakt Sinterklaas 'halt en front' te paard, kijkt omhoog, knikt licht, maakt een groetgebaar met de rechterhand en vervolgt zijn tocht", aldus Zee. "En niemand begrijpt er iets van..." De intocht wordt, wederom onder druk van de middenstand, nu op zondag gehouden. De ontvangst door de burgemeester in het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis, is sinds de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn verplaatst naar het balkon van het Scheepvaartmuseum. Sint en de Pieten worden geschminkt in het NUON-gebouw bij de Omval en vertrekken per boot over de Amstel naar de Prins Hendrikkade. Langs de Amstel staat al een massa mensen; Rolschaatspieten handhaven bij de bruggen de orde.

Ernstig zieke kindjes

De tocht met de praalwagens is van begin af aan behalve door de gemeente, GVB, Havenbedrijf en politie, vooral door Amsterdamse bedrijven mogelijk gemaakt. "Het blijft ingewikkeld", zegt Zee. "Je moet de commercie terugdringen zonder de band te verliezen. Maar het is en blijft een kinderfeest." De al te opzichtige reclame op de praalwagens is de laatste jaren teruggedraaid; de sponsors worden bedankt in Het Parool.

Het aantal toeschouwers dat rond 1990 wat daalde, is geleidelijk weer toegenomen en volgens politieschattingen inmiddels opgelopen tot zo’n  350.000 mensen. Die groei heeft volgens de twee ex-Sinterklazen vooral te maken met de grootste verandering in de intochtgeschiedenis: de toename van het aantal Nederlandse kinderen met een niet-Westerse familieachtergrond. Zee: "Op de Dam zag ik voor het overgrote deel donkere gezichtjes, meisjes met hoofddoekjes, alles."

Dat geldt ook voor de Pieten. In 1934 waren het nog maar zes, nu 500. Er zijn intussen veel meisjes bij en het blijkt dat ook Surinaamse Pieten zwart geschminkt willen worden. De animo om Zwarte Piet te zijn is enorm groot onder alle soorten kinderen in de stad; begin september verschijnt er een website (www.sinterklaas.nl) en zo’n vijf dagen later is het aantal ruim gehaald.

Claassen en Zee zijn het absoluut oneens met de bezwaren tegen Zwarte Piet als dom slavenhulpje. In 1993 liepen onder druk van de antiracismelobby uitsluitend rode, blauwe en groene Pieten mee, geschminkt door leerlingen van de Theaterschool. Claassen: "Het was een leuk gezicht, maar het publiek wilde later weer echte zwarte Pieten. En Pieten zijn geen slaven, het zijn Moren, dienaren van de Sint."

Tot de taken van de Sint hoort inmiddels ook een bezoek aan ernstig zieke kinderen. Dit is de zwaarste opdracht: veel van deze kinderen zijn niet meer te genezen. In Claassens tijd stond er op het Weteringcircuit een bus met kankerpatiëntjes uit het Emma Kinderziekenhuis. "Ik reed dan naar de bus en raakte op het glas zoveel mogelijk handjes of gezichtjes aan. Later vertelden ze stralend: 'Ik heb van Sint een hand gekregen!'" Dries Zee ging naar alle Amsterdamse ziekenhuizen. Een grote vuilewaskar wordt opgetast met cadeautjes en gaat mee. Elk kind krijgt iets. "Meestal knuffels. Die komen dan later op de kist."

Geen rollende rrr meer

De volgende Sinterklaas is vanaf dit jaar weer een acteur: Jeroen Krabbé. Krabbé werd geboren op 5 december 1944. Dat gaf een band: "Als Sint op school kwam, mocht ik als enige altijd op zijn schoot zitten." Eduard Verkade was zijn eerste Sinterklaas. Op zijn zesde jaar wist Krabbé zeker dat hij acteur wilde worden en toen zijn moeder hem vertelde dat Sinterklaas eigenlijk een toneelspeler was, werd het een diepe wens ooit Sinterklaas te zijn.

Ter voorbereiding is hij vorig jaar in de stoet met een bakfiets mee geweest als Postpiet. "Ik raakte het meest ontroerd door die totale doorsnee van de Amsterdamse bevolking. Ik zag Surinaamse, Marokkaanse kinderen geschminkt als Piet, allemaal gefascineerd door die ene Sinterklaas." Hij deelt de mening van zijn voorgangers over het anti-Pietensentiment: "Flauwekul, het is een symbool. Alleen vind ik wel dat de Pieten niet meer raar mogen praten, met een rollende rrr."

Cruciaal voor de Sintkeuze lijkt de vraag of de kandidaat kan paardrijden. En niet zonder reden: toen Eduard Verkade voor de eerste keer zijn schimmel besteeg, begon het dier heftig te steigeren. Zijn kortstondige opvolger Paul Huf ging speciaal op paardrijles. Dick Ernst Claassen deed veel aan dressuur, Dries Zee was ooit hoofd van de bereden politie. En ook Jeroen Krabbé kan paardrijden. Hij leerde het voor z'n plezier en die vaardigheid kwam later goed van pas bij rollen als Willem van Oranje en Robin Hood. Maar in een jurk reed hij nog nooit - half september heeft dat voor ’t eerst geoefend. Het is dan ook om meer dan één reden dat in Krabbé’s rolopvatting Sint vooral waardig moet zijn en niet zoals Zee zal afstappen op de Dam om handjes te geven. "Bovendien zag ik de teleurstelling in de ogen van de kinderen die geen hand kregen."

Hij verheugt zich er enorm op: "Dit is het onschuldigste feest. Een politieagent riep tijdens de vorige tocht: 'Hee, jij bent toch Jeroen?! Dit is de leukste dag van het jaar!'"

De negen Amsterdamse Stadssinterklazen

1934-1938   Eduard Verkade

1939             Bernard van Vlijmen
1945-1948   Eduard Verkade
1949             Paul Huf
1950-1962   Jan Gajentaan
1963-1988   Gerard de Klerk
1989-1998    Dick Ernst Claassen
1999-2009    Dries Zee
2010             Jeroen Krabbé

Afbeelding:

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel Ons Amsterdam
Jaargang 2009
Nummer 11

Meer weten