Admiraal De Ruyter verslaat Engelsen bij Kijkduin
Op 21 augustus 1673 verslaat de Nederlandse vloot, onder bevel van luitenant-admiraal-generaal Michiel de Ruyter, de Frans-Engelse vloot bij Kijkduin. De slag vond plaats bij het hoge uitkijkduin nabij Den Helder, door de Engelsen wordt deze slag daarom ook de Battle of Texel genoemd.
De Engelse Oorlogen
De eerste twee Engelse Oorlogen waren voornamelijk om economische redenen gestart. De Engelsen wilden net als de Nederlanders hegemonie over de wereldzeeën verkrijgen, daarom hadden zij in 1651 de Navigation Act ingesteld. Deze wet verbood de Engelsen handel te drijven met de Nederlanders. Dit resulteerde in de Eerste Engelse Oorlog. De Tweede Engelse Oorlog ontstond nadat de Engelsen in 1665, na korte gevechten, Nieuw Amsterdam (het huidige New York) hadden ingenomen. Deze stad was economisch gezien niet heel belangrijk voor de Nederlanders, maar had wel potentie. Bovendien lag Nieuw Amsterdam in het gebied waar de Engelsen hadden besloten eigen koloniën te stichten.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
De derde Engelse Oorlog was onderdeel van een grotere oorlog die tussen 1672 en 1678 plaatsvond, de Hollandse Oorlog. Deze oorlog was de Franse Koning Lodewijk XIV begonnen, omdat hij in zijn nimmer aflatende uitbreidingswoede beschikking wilde krijgen over de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) en delen van de Republiek. Lodewijk wilde namelijk dat Frankrijk, zoals hij het zelf noemde, werd opgetrokken richting natuurlijke grenzen. De Engelsen wilden Lodewijk hier uiteraard maar al te graag bij helpen. De Republiek kreeg in 1673 hulp van de keizer van het Heilig Roomse Rijk, Leopold I, om de opmars van de Fransen te stoppen. Ook de Spaanse kroon, die recht had op de door de Fransen ingenomen Zuidelijke Nederlanden, vocht voor het eerst sinds het einde van de Tachtigjarige Oorlog mee aan de zijde van de Nederlanders.
Terwijl in het oosten de legers van Lodewijk XIV en de bisschoppen van Keulen en Münster ternauwernood tot staan werden gebracht, dreigde vanuit zee een invasie op de kust van Holland. Dit maakte de oorlog extra lastig. Tijdens de oorlog werden op zee drie grote zeeslagen gevoerd, te weten: de Slag bij Solebay in 1672, de Slag bij Oostende in 1672 en de Slag bij Kijkduin een jaar later. Van die drie grote slagen was de Slag bij Kijkduin de belangrijkste.
Een dreigende invasie
De slag begon op aandringen van stadhouder Willem III. In juni 1673 had De Ruyter twee zeeslagen bij het Schooneveld gewonnen van de Engels-Franse vloot. Maar van een definitieve overwinning was geen sprake. De Ruyter lag met zijn vloot veilig in het Schooneveld, een gebied met veel zandbanken voor de kust van Zeeland, terwijl de Engels-Franse vloot de Noordzee tussen Engeland en de Republiek beheerste. De tijd begon echter te dringen. De retourvloot uit Nederlands-Indië zou binnenkort terugkeren, als die in handen viel van de Engels-Franse vloot zou dat een grote financiële aderlating betekenen voor de Republiek, terwijl de tegenstanders juist meer geld zouden krijgen om de oorlog voort te zetten.
Toen de Engels-Franse vloot op 1 augustus weer aan de horizon verscheen, besloot de Ruyter de vloot tegemoet te zeilen. De Engelsen en Fransen, onder leiding van admiraal prins Rupert, zagen echter een derde slag tussen de verradelijke zandbanken niet zitten en weken uit naar open zee. De Ruyter volgde. Verder op zee leek het echter verschrikkelijk mis te gaan voor de vloot van Rupert. De wind draaide, juist toen Rupert zijn vloot overstag liet gaan. De vloot kon haar formatie niet houden en er ontstond een enorme chaos. De Ruyter zag de chaos echter als een valsstrik en maakte geen gebruik van de wanorde in de Engels-Franse vloot maar keerde terug naar de veiligheid van de zandbanken.
Prins Rupert zag dat zijn vloot door de chaos kwetsbaar was. Hij brak zijn aanval op de vloot van De Ruyter af en week uit naar het noorden, richting de kust van Holland. Toen men een paar dagen later de Engelse vloot in zicht kreeg, brak er paniek uit, het leek alsof de gevreesde invasie op handen was. Zeker toen een paar Engelse schepen het vuur op Scheveningen later op Wijk aan Zee openden. De stadhouder gaf De Ruyter opdracht om de Engelsen te achtervolgen en een slag uit te lokken. De stadhouder hoopte op een beslissende slag in het voordeel van de Republiek, waarmee een doorbraak in het voordeel van de Republiek geforceerd kon worden. Bovendien was de heersende onrust, die door de Engelse beschietingen op de kust nog eens versterkt werd, slecht voor de moraal onder de bewoners van de Republiek.
Slag bij Kijkduin
Enigszins tegen zijn zin zette De Ruyter de achtervolging op Rupert in. Op 21 augustus ontmoetten de vloten elkaar, vlak bij de kust bij Kijkduin, een hoog duin iets ten zuiden van Den Helder. Vandaar dat de slag in het Engels bekend staat als de Battle of Texel. Terwijl op het strand het publiek toestroomde en er in de dorpen aan de kust de kerken vol stroomden om te bidden voor een overwinning, ontbrandde de slag. De Ruyter had zijn vloot zo weten te manoeuvreren dat de wind in zijn voordeel waaide en buitte dat voordeel goed uit door het Franse deel van Ruperts vloot te isoleren. De Fransen leden al snel aanzienlijke verliezen, waarop de Franse admiraal besloot zich terug te trekken. Lodewijk XIV had bovendien bevolen de vloot niet het risico te laten lopen vernietigd te worden.
De Nederlandse vloot die aanvankelijk in de minderheid was, stond nu tegenover een veel kleinere Engelse vloot. Echter, het was gaan regenen, en met de komst van de regenbuien was ook de wind gedraaid, waardoor De Ruyter niet meer het voordeel had. Daardoor liep de zeeslag uit op een bloedige strijd. Er werden geen schepen tot zinken gebracht, maar het kanonvuur van de vloten zaaide dood en verderf onder de bemanningen. De vloot van De Ruyter had echter een belangrijk voordeel op de Engelsen. De Ruyters viceadmiraals, onder wie Cornelis Tromp, hadden meer ervaring dan hun Engelse ondercommandanten en hetzelfde gold voor de bemanningen van de schepen. De Ruyters viceadmiraals waren beter in staat de vloot bij elkaar te houden en doordat de Nederlandse kanonniers beter getraind waren, was de vuursnelheid van de schepen van De Ruyter hoger dan die van de Engelse vloot. Toen na een dag vechten de Engelse vloot zich terugtrok, waren beide vloten totaal uitgeput. Maar de felheid en kunde van de Nederlandse bemanningen had zich uitbetaald. Van de naar schatting drieduizend zeelui die in de slag omkwamen, zou ongeveer tweederde voor de rekening van de Engels-Franse vloot zijn gekomen.
Strategische winst voor de Republiek
De slag was vooral een grote strategische overwinning voor de Republiek. De Engels-Franse vloot had geen belangrijke schepen verloren, maar politiek was de ravage in Parijs en Londen als gevolg van de verloren slag groot. Toen de Engelsen erachter kwamen dat de Fransen op aandringen van Lodewijk XIV moesten stoppen met vechten, was het snel over met het bondgenootschap. Het Engelse parlement gaf daarna ook geen toestemming meer om een nieuwe belastingheffing in te voeren voor het herstel van de vloot en Karel II van Engeland werd hierdoor gedwongen op 19 februari 1674 de Vrede van Westminster te tekenen. Bovendien was de route naar Oost-Indië weer voor lange tijd veilig gesteld.