Amerikaanse non-interventie van de 19e en 20e eeuw
We hebben nu ook veel minder paarden en bajonetten in ons leger
Aldus Barack Obama gisteren in het laatste debat voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Hij verweerde zich hiermee tegen een verwijt van zijn opponent Mitt Romney, die stelde dat de marine onder Obama nog kleiner is geworden dan in 1917. Romney verwees hiermee naar de zwakke staat van de Amerikaanse strijdkrachten aan het begin van de 20e eeuw, het gevolg van meer dan een eeuw Amerikaanse non-interventie.
De basis voor het concept van de non-interventiepolitiek van de Verenigde Staten werd al gelegd door Founding Father George Washington. In zijn afscheidsrede als president in 1797 benadrukte hij dat Amerika de handelsrelaties met buitenlandse mogendheden moest verbeteren, maar dat het tegelijkertijd belangrijk was om verder ‘zo min mogelijk politieke verbanden met hen te hebben’. De derde president Thomas Jefferson bouwde hierop in 1801 voort met de leus ‘vriendschappelijke relaties met iedereen, verstrengelende allianties met niemand’.
Gedurende de rest van de 19e eeuw werd deze Amerikaanse politiek van non-interventie vastgehouden. In 1823 vaardigde president James Monroe de naar hemzelf vernoemde ‘Monroe-doctrine’ uit, waarin gesteld werd dat de Verenigde Staten zich nooit zal mengen in Europese conflicten, tenzij daarbij hun eigen belangen geschaad werden. De enige president die dit beleid enigszins losliet was president Theodore Roosevelt, die in 1898 besloot te interveniëren in een Cubaanse opstand tegen het Spaanse regime, met als gevolg de Spaans-Amerikaanse Oorlog.
In de eerste decennia van de 20e eeuw keerde het ideaal van non-interventie echter weer volledig terug in de Amerikaanse politiek. Zo werd president Woodrow Wilson in 1916 herkozen met de slagzin ‘Hij hield ons uit de [Eerste Wereld-] oorlog!’. Een jaar later bleek hij echter niet in staat deze prestatie vol te houden. Na het uitlekken van de Zimmerman telegram – waaruit bleek dat Duitsland en Mexico van plan waren de Verenigde Staten aan te vallen – mengde Wilson zich alsnog in het Europese conflict.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog wilden de meeste Amerikanen terugkeren naar de politiek van non-interventie, maar na uitbraak van de Tweede Wereldoorlog en de aanval op Pearl Harbour bleek dit niet langer haalbaar. Sinds 1945 speelt de Verenigde Staten dan ook een actieve rol op het internationale toneel. Volgens Republikeins presidentskandidaat Mitt Romney wordt dat echter steeds lastiger omdat er onder de Obama administratie te veel bezuinigd is op Defensie. Obama verweerde zich hierop door te stellen dat getallen niet alles zeggen, want “we hebben nu ook veel minder paarden en bajonetten in ons leger [dan in 1917].”