Amerika’s slechte ervaring met verhoging van de handelstarieven
22 Maart 2018 kondigde de Amerikaanse president Donald Trump nieuwe importheffingen aan tegen Chinese producten. Dit is niet de eerste keer dat Amerika te maken heeft met verhoging van handelstarieven. Al in 1930 nam het Amerikaanse Congres de Smoot-Hawley Tariff Act aan, die zorgde voor extra heffingen op honderden producten. Dit protectionisme loste echter het belangrijkste probleem – overproductie - niet op. Sterker nog, de VS had decennia nodig om de negatieve gevolgen te verhelpen.
NAFTA-vrijhandelsverdrag
In 1993 debatteerden vice-president Al Gore en oud-presidentskandidaat Ross Perot over de ratificatie van het NAFTA-vrijhandelsverdrag. Perot was uitgesproken tegenstander. Hij waarschuwde voor het verdwijnen van banen en pleitte voor een ‘sociaal tarief’ op importen vanuit Mexico. Gore toonde daarop een foto van Reed Smoot en Willis Hawley. Volgens hem zorgden zij in 1930 voor tariefsverhogingen om Amerikaanse werknemers te beschermen. Gore benadrukte dat dit een belangrijke oorzaak was van de economische crisis in de jaren dertig. Zijn optreden kantelde de publieke opinie waardoor president Bill Clinton zijn handtekening kon zetten en NAFTA op 1 januari 1994 in werking kon treden. Waarom had het optreden van Gore zoveel impact?
Heffingen zijn politiek
Amerika was begin twintigste eeuw verdeeld over importheffingen. In het noorden was de industrie gevestigd, met concurrentie van buitenlandse fabrikanten. Zij wilden hogere importtarieven en werden daarin gesteund door de Republikeinen. In het zuiden, gesteund door de Democraten, zaten agrarische producenten die leverden aan de wereldmarkt en zo min mogelijk handelsbarrières wilden. Afhankelijk van wie aan de macht was, werden de tarieven verhoogd of verlaagd. Daarbij speelde de economie een belangrijke rol: bij slecht economisch tij, nam de roep om hogere tarieven toe om de eigen industrie – en daarmee de werkgelegenheid – te beschermen. Dit logische patroon werd door de crisis in de landbouw doorbroken.
Economische problemen voor boeren
Amerika kende eind jaren twintig stevige economische groei en een lage werkloosheid. Fabrieken exporteerden veel meer dan ze importeerden. De agrarische sector deelde echter niet in de vreugde. Direct na de Eerste Wereldoorlog was er nog veel vraag naar Amerikaanse landbouwproducten, onder meer uit Europa. Dat zorgde voor grondspeculatie, stijgende prijzen en grote investeringen waardoor boeren grote schulden aangingen. Europa produceerde na een aantal jaren echter weer zijn eigen voedsel. Door het stijgende aanbod daalden de prijzen. Daardoor konden steeds meer boeren niet aan hun verplichtingen voldoen. Velen gingen failliet. Ondertussen floreerde de industrie, tot ergernis van de boeren.
Uiteenlopende belangen
Het frustreerde de boeren vooral dat fabrikanten door hoge importtarieven werd beschermd tegen concurrentie op de Amerikaanse markt. Landbouwmachines werden onbetaalbaar, terwijl de oogst steeds minder opbracht. De boeren eisten van de politiek daarom een gelijke behandeling. De vraag was hoe dat eruit moest zien: moesten de landbouwtarieven ook omhoog?
Verkeerde medicijn
Amerika was een belangrijke producent en exporteur van gewassen zoals katoen, tabak en graan. De import was zeer beperkt, waardoor hogere importtarieven boeren niet zou helpen. Het zou de prijzen en daarmee hun inkomsten niet verhogen. Als import de boeren wel raakte, zoals bij wol en suiker, dan werden al forse importtarieven geheven. Tot slot hadden veel geïmporteerde producten geen negatieve gevolgen omdat Amerika die zelf niet produceerde. Uit politieke overwegingen koos het land toch voor tariefsverhogingen.
Electorale kans
Eind jaren twintig was bijna een kwart van de Amerikaanse beroepsbevolking werkzaam in de landbouw. De politiek was daarom, met het oog op de presidentsverkiezingen van 1928, bereid de sector te helpen. De Republikeinen toonden zich groot voorstander van tariefsverhogingen. Dit was volgens de partij goed voor de groeiende industrie en stimuleerde de vraag naar Amerikaanse producten. Dat kwam indirect ook de boeren ten goede. Kortom, een tariefsverhoging voor agrarische producten én fabrieksproducten. Na de winst van de Republikeinse presidentskandidaat Herbert Hoover, werden meteen stappen gezet om dit te realiseren.
Politiek proces over details
Willis Hawley, Republikeins lid van het Huis van Afgevaardigden, kondigde al in december hoorzittingen aan over nieuwe tarieven voor duizenden producten, van sproeikoppen tot looizuur. In de Senaat maakte de voorzitter van de Financiëncommissie, Reed Smoot, zich als toegewijd protectionist hard voor de aanpassingen. Zelfs zo sterk, dat zijn naam volgens hem als eerste genoemd moest worden in de naamgeving van de wet, in tegenstelling tot wat gebruikelijk was. Uiteindelijk leverde de politieke strijd honderden uren debat en duizenden pagina’s verslag op, waaronder 15 over tomaten en 35 over timmerhout. In juni 1930 werden de nieuwe tarieven werkelijkheid. Door de Smoot-Hawley Tariff Act werden bijna 900 tarieven verhoogd. De gemiddelde stijging bedroeg ongeveer 16 procent. Wat waren de effecten?
Smoot-Hawley en de economische depressie
Velen, waaronder Al Gore, hebben de Smoot-Hawley Tariff Act aangewezen als oorzaak van de depressie in Amerika in de jaren dertig. Dat is onterecht. Het economisch verval zette namelijk al in tijdens de zomer van 1929. Door de algemene economische en financiële misère daalde het nationaal inkomen en daarmee ook de vraag. Dat was de belangrijkste oorzaak van de depressie. Bovendien had de Tariff Act slechts een beperkt effect op de import en dus ook op de economie. Smoot-Hawley droeg misschien bij aan de crisis, maar was niet de oorzaak.
Oorzaak van protectionisme?
Smoot-Hawley zou ook een golf van protectionisme in de wereld teweeg hebben gebracht. Ook dat blijkt niet waar. Weliswaar was Amerika het eerste grote land dat de tarieven verhoogde, maar de toenmalige Volkenbond concludeerde in 1931 dat de wereldwijd stijgende tarieven nog niet alarmerend en schadelijk waren. De handelsbarrières gingen wereldwijd pas goed omhoog na de uitbraak van een financiële crisis in Europa in de zomer van 1931. Buitenlandse geldtransacties werden aan banden gelegd, en daarmee de import. Overal werden handelsbeperkingen ingesteld. Ook Nederland deed mee met onder meer een tariefsverhoging.
Wraak uit het buitenland
Veel van de handelsbeperkingen waren specifiek gericht op Amerika. Europese leiders waren woedend over de tariefsverhogingen. Het liet volgens hen zien dat de VS zich economisch niet interesseerde of verantwoordelijk voelde voor de rest van de wereld. Amerika was de grootste exporteur van de wereld die Europese landen niet de kans gaf oorlogsschulden af te betalen. Veel landen hadden echter afspraken gemaakt dat tarieven niet slechts voor één land konden worden verhoogd. Dat bleek echter eenvoudig te omzeilen, bijvoorbeeld door tarieven te verhogen voor niet-Europese producten die dan wel weer heel specifiek Amerikaans waren, zoals auto’s, scheermesje en radio’s. Of door beperking van de import. Ook werden bepaalde producten onderworpen aan extra eisen op het gebied van bijvoorbeeld volksgezondheid en veiligheid. Groot-Brittannië stelde speciale, voordelige importtarieven in voor voormalige kolonies. Canada ging als een van de grootste handelspartners wel over tot directe tariefsverhogingen als vergelding. Al deze maatregelen zorgden er samen voor dat de handelsstromen wereldwijd werden verlegd en het Amerikaanse aandeel in de wereldhandel daalde. Dat was de echte schade die voortvloeide uit de Smoot-Hawley Tariff Act.
Verziekt handelsklimaat
Smoot-Hawley Tariff was niet de oorzaak van de economische depressie in de jaren dertig. Evenmin was het de aanleiding van de protectionistische golf die over de wereld spoelde. Wel droeg het bij aan een sterke verslechtering van het internationale handelsklimaat dat zich tegen de VS keerde. Daarom staan de tariefsverhogingen symbool voor een economische rampzalige periode. Vele Amerikaanse presidenten en politici hebben ze aangehaald als afschrikwekkend voorbeeld van de gevolgen van protectionisme. Een verwijzing naar Smoot-Hawley is vaak genoeg geweest om een discussie over handelspolitiek in het voordeel van vrijhandel te beslechten. Dat wist Al Gore in 1993 maar al te goed. De VS hebben een belangrijke les getrokken uit de gevolgen van Smoot-Hawley. Decennialang hebben achtereenvolgende Amerikaanse presidenten gevochten voor een verbetering van het verziekte handelsklimaat en lagere tarieven via bijvoorbeeld het General Agreement on Tariffs and Trade (GATT).
Trumps heffingen tegen China
De gevolgen van Smoot-Hawley waren niet afschrikwekkend genoeg voor Trump om in maart 2018 importheffingen in te voeren op Chinese producten. De Chinese overheid kondigde vervolgens onmiddellijk noodzakelijke tegenmaatregelen aan om zich te verdedigen tegen deze 'economische aanval'. Of deze wrijvingen tot een echte handelsoorlog zullen gaan leiden is nog onduidelijk.
Bronnen
Irwin, D. A., Peddling Protectionism. Smoot-Hawley and the Great Depression; New Jersey 2011
Afbeelding:
Willis C. Hawley (left) and Reed Smoot in April 1929, shortly before the Smoot-Hawley Tariff Act passed the House of Representatives. via Wikimedia Commons