Brand in de Goudse kaarsenfabriek
Op 18 januari 2021 werd Gouda opgeschrikt door een brand in een chemische fabriek aan de rand van het historische stadscentrum. Het vuur was snel onder controle, maar deed de gemoederen hoog oplopen. Want wat als zo’n brand, in een fabriek middenin de stad, compleet uit de hand loopt? Dat gebeurde in 1884 en nog eens in 1936, toen hetzelfde industrieterrein getroffen werd door een brand die door kranten werd beschreven als “den grootsten brand, die sinds jaren in ons land woedt”.
Gouda is bekend om kaas, stroopwafels en kaarsen. Die geschiedenis van kaarsen begon in 1853 toen door de eigenaren van een zeepfabriek in de stad een kleine kaarsenfabriek in het centrum van de stad werd gesticht. De kaarsen werden gemaakt van stearine, een dierlijke vetsoort die ook werd gebruikt bij de productie van zeep. De kaarsenfabriek was een handige manier om nog meer geld te verdienen aan de bijproducten van hun zeepfabriek.
Een kleine kaarsenfabriek wordt groot
De kaarsenfabriek groeide als kool en in 1858 verhuisde de fabriek naar een terrein even buiten het centrum van de stad, langs de weg naar Rotterdam en naast het haventje van Gouda op de kruising van de Hollandse IJssel en de vaarwegen die via de stadsgrachten naar de Gouwe gingen. Daar konden via weg en water makkelijk voldoende grondstoffen voor de fabriek worden aangevoerd. De fabriek bleef groeien [Marc Couw5] en het duurde niet lang voordat de kaarsenproductie groter werd dan de zeepproductie. De kaarsenfabriek werd algauw een van de belangrijkste werkgevers van de stad. Begon de fabriek in 1853 met 19 werknemers, in 1864 werkten er 250 mensen en daarmee was de groei nog niet ten einde. Langzaam verrees rondom de fabriek een complete woonwijk waar de fabrieksarbeiders woonden.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
De fabriek sloeg zich door een economische crisis heen en toen rondom de eeuwwisseling elektrisch licht in opkomst kwam, legde de fabriek zich naast de productie van kaarsen ook toe op de productie van andere olieproducten zoals glycerine. Daardoor kon de fabriek ook de economische crises van de Eerste Wereldoorlog en de jaren 30 weerstaan. Maar net toen het weer écht voor de wind leek te gaan, sloeg het noodlot toe.
Brand in de kaarsenfabriek!
Het was, en is, de nachtmerrie voor elk bedrijf dat brandbare producten maakt: brand. Op 11 mei 1936 brak er een brand uit. De brand werd rond half acht ’s avonds ontdekt in een gebouw waar glycerine lag opgeslagen en hoewel de bedrijfsbrandweer een poging deed het vuur te blussen, was al snel duidelijk dat die niet opgewassen was tegen het vuur. De stadsbrandweer schoot te hulp met al het materieel dat ingezet kon worden. De brandweerlieden gebruikten water uit een slootje dat over het fabrieksterrein liep, maar al snel bleek dat dat alleen maar olie op het vuur was. Letterlijk. De opgeslagen kaarsvetten en andere oliën waren gesmolten en stroomden in het slootje en werden daar door de brandweer opgepompt en weer in het vuur gespoten. Het duurde niet lang of vrijwel het hele fabrieksterrein stond in lichterlaaie. Tientallen meters hoge steekvlammen stegen boven de stad uit.
De brand werd zo groot dat de rode gloed die zich tegen de avondlucht afstak van grote afstand te zien was. Zelfs in Schiedam, hemelsbreed meer dan 23 kilometer verderop keken mensen verbaasd naar de onheilspellende gloed aan de horizon. Kranten schreven diezelfde avond nog over “den grootsten brand, die sinds jaren in ons land woedt”. Er werd groot alarm geslagen. Uit de wijde omtrek snelden brandweerlieden naar de brandende fabriek om hun Goudse collega’s te ondersteunen. Zelfs de Schiedamse en Rotterdamse brandweer rukten uit. Naar verluid waren sommige korpsen zo gealarmeerd door de gloed aan de horizon dat ze op eigen initiatief uitrukten en op de gloed afgingen, zonder dat ze precies wisten waar de brand was. Ondanks alle hulp was de brand nauwelijks onder controle te krijgen. De Rotterdammers kwamen rond 23 uur ’s avonds aan, vlak voordat de brand oversloeg naar nóg een fabrieksgebouw. Urenlang vochten de brandweerlieden tegen de vlammen. Pas bij zonsopgang waren de brandweerlieden de brand meester en het liep tegen de middag voordat de Rotterdammers hun slangen oprolden en huiswaarts keerden. Dertien uur nadat ze op de plaats des onheils waren aangekomen.
De schade voor Gouda
Langzaam werd de omvang van de brand duidelijk. Vrijwel het hele terrein was een grote ruïne die bedekt was met een pap van kaarsvet en bluswater. Slechts enkele gebouwen aan de rand waren gespaard. Wonder boven wonder waren er geen doden gevallen. Kranten van 12 mei 1936 repten van enkele gewonden: een Goudse brandweervrijwilliger die door een val een hersenschudding opliep en een paar brandweerlieden met lichte brandwonden. Ondanks alle lekkende olie en kaarsvetten, had de brandweer weten te voorkomen dat de brand oversloeg op de woonwijk en de zeepfabriek die naast de kaarsenfabriek stond.
De materiele schade was enorm. Het schadebedrag werd geschat op tweeënhalf miljoen gulden, maar minstens zo erg was dat door de brand honderden inwoners van de stad in een klap werkeloos waren. De rampplek werd nog kort bezocht door prinses Juliana, die op weg van Apeldoorn naar Rotterdam langs Gouda kwam.
Er werd al snel begonnen met de wederopbouw van de fabriek. Die ging voortvarend. Al op 11 mei 1937 verschenen er weer jubelende berichten in de kranten dat de productie van de fabriek hervat was. Tot 1983 zou de fabriek kaarsen blijven maken. Daarna legde de fabriek zich helemaal toe op de productie van halffabricaten voor de oleochemische industrie. Twee gebouwen uit 1897 en uit 1917, die de brand overleefden, hebben inmiddels een monumentenstatus.
Bronnen:
- Schiedamse Courant 12 mei 1936: De brand te Gouda, De Goudsche Stearinekaarsenfabriek in vlammen
- J. H. Kompagnie, Tidinge (2003), Historische Vereniging Die Goude: De grootste brand sinds jaren
- Koninklijke Bibliotheek: Historische kalender: 12 mei 1936, de Stearinekaarsenfabriek te Gouda in vlammen
- B. De Wit: Op hoop van Zaken, Gouda (2004)