Catshuis als ambtswoning in de jaren ‘60
Een meerderheid van 67 procent van de Nederlanders denkt dat de PVV, CDA en VVD er in het Catshuisberaad uit zullen komen. Het Catshuis werd in 1961 gekocht door de Nederlandse Staat en drie jaar later maakte minister-president Marijnen zijn intrede in de ambtswoning. Onze eigen Downingstreet.
In Duitsland en Frankrijk werden staatshoofden, politici en ambassadeurs ontvangen in kastelen en paleizen. In Nederland gebeurde dat tot 1964 in hotel De Wittebrug in Den Haag. Het servies droeg de initialen van het hotel, niet van de Staat. Jo Cals, de latere minister-president van 1965 tot 1966, en op dat moment minister van Onderwijs, was van mening dat de premier een ruimte moest hebben om te ontvangen. De recepties vond hij getuigen van Nederlandse zuinigheid.
Aankoop Catshuis
Catshuis 1964 (Bron: Nationaal Archief)
Cals was gevoelig voor versiering. Een voorbeeld van zijn voorkeur voor pracht en praal was zijn kamer op het ministerie van Onderwijs, waar hij van 1952 tot 1963 minister was. “Boven de monumentale toegangsdeur van het werkvertrek van Cals, viel de marmer mozaïek te bewonderen met drie figuren: links een man die de wetenschap symboliseerde, rechts een vrouw (het onderwijs) en centraal de muze als symbool voor de kunst.” Er was een plafondschildering en er waren kristallen kroonluchters. Willem Drees, premier van 1948 tot 1958, vond het buitensporig luxueus en weigerde de kamer te bezoeken. Cals was dus gecharmeerd door pracht en praal. Op zijn aandringen kocht het kabinet-De Quay in 1961 het Catshuis van Adriaan Goedkoop, een bouwondernemer en amateur archeoloog. Toen werd besloten dat het Catshuis voortaan dienst moest doen als ambtswoning van de premier, en ontvangstcentrum van de regering. Een soort Nederlandse Downingstreet 10 dus, waar de Engelse premier woont. Een ingrijpende restauratie en verbouwing moesten het gebouw op deze nieuwe bestemming voorbereiden.
Marijnen
Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Dean Rusk bezoek gebracht aan minister president Marijnen , in de tuin Catshuis. Op 10 mei 1964 (BRon: Nationaal Archief)
Op 26 februari 1964 was minister-president Marijnen de eerste premier die met zijn gezin introk in het Catshuis. Hij wist natuurlijk niet dat zijn ambtsperiode zo kort zou zijn, die duurde namelijk van 24 juli 1963 tot 14 april 1965. In het begin, toen de familie in het huis trok, was er niet eens personeel. Minie Marijnen en de kinderen moesten de deur opendoen, de telefoon aannemen, koffie zetten en sigaretten en zoutjes presenteren. Nadat het gezin was ingetrokken, richtte Mini Marijnen samen met de rijksbouwmeester het Catshuis in. Dat vond ze erg leuk. Ze zei daar later over: “Een oer-hollands, gezellig huis was het, niet te groot en niet te klein”. Ze ging naar de opslag van het rijk voor meubelen en schilderijen. Ze zocht bestek, servies en glaswerk uit, met het wapen van Nederland erin gegraveerd. “Eenvoudig, geen poespas. Het was echt een huis om in te wonen. Persoonlijk, warm, met grandeur, maar niet teveel.”
Val kabinet-Marijnen
In de tijd dat de familie Marijnen er woonde, kwam Sia van der Arend er werken als hulp. Ze bleef er uiteindelijk werkzaam tot 1994, waardoor zij verscheidene kabinetten de revue zag passeren. Verscheidene Ministers kwamen bij haar in de keuken een boterham en een glas melk vragen. Ook vertelt zij dat de ministers in de pauze weleens een potje voetbal speelden op het gazon van het Catshuis. Het kabinet Marijnen viel echter al kort na de aanvang, op 14 april 1965. Uiteindelijk heeft de familie Marijnen er maar een klein jaar gewoond. Na de val van het kabinet moest de familie Marijnen op korte termijn deze woning verlaten. Dat zorgde voor problemen, want waar moest de familie heen? De oplossing was uiteindelijk dicht bij huis te vinden: omdat ze zo plotseling moesten vertrekken, deden de families Marijnen en Cals namelijk een huizenwissel.
Cals
Na Marijnen werd Jo Cals minister-president. Hij was dus één van de dragende krachten achter de aankoop van het Catshuis geweest en was vastbesloten er met zijn gezin te gaan wonen. Cals genoot van het Catshuis: de geschiedenis van de 17e eeuwse woning beviel hem. Hij had veel werk van Jacob Cats gelezen en had zelfs, al voordat hij er woonde, een kleine bibliotheek over de geschiedenis van het Catshuis aangelegd. Op de benedenverdieping was Cals voornamelijk premier. Hier lagen de werkvertrekken, vergaderde de ministerraad en werden officiële bezoeken onthaald. Op de bovenverdieping was hij voornamelijk echtgenoot en vader.
Familie Cals
Familie Cals (bron: Nationaal Archief)
Zijn vrouw, Truus Cals, was niet erg blij met haar nieuwe woning. Ze vond het: “Te museumachtig, alsof ze bij zichzelf op visite was. Een gedwongen verhuizing kon bovendien plots zijn, wat het vertrek van de familie Marijnen na een jaar uitwees.” Truus en de kinderen waren onderdeel van het circus ronde de minister-president. Zo hield een Marachaussee Truus een keer aan bij het hek en stelde haar de vraag: “Of ze gemeld was?” Toen hij hoorde dat ze de vrouw des huizes was, sloeg het schaamrood hem op de kaken. Het was een grote organisatie in het huis wat voor een groot deel op de schouders van Truus terecht kwam. Ook vond ze het oppervlakte te groot: “We hebben hier zoveel ruimte en ieder onze eigen kamer, dat we moeten oppassen het gezinsleven niet kwijt te raken.” Voor de kinderen was het echter een avontuur. In de tuin speelden ze, soms met hun vader, croquet, ze schaatsten ‘s winters op de vijver, waar ze ’s zomers in een kano op dobberden.
Nacht van Schmelzer
Ook het Kabinet-Cals was echter geen lang leven beschoren en het viel in de nacht van Schmelzer op 13 oktober 1966 door onenigheid over het financieel-economische beleid. Toen Cals in de vroege ochtend, na een slopende nacht, thuis kwam, dronk hij met zijn gezin een glas wijn in de Tuinzaal. Na het verlies van zijn ambt, moest ook dit gezin het Catshuis verlaten. Ze verhuisden vervolgens naar de Nieuwe Duinweg in Scheveningen. Cals had, al voordat zij moesten vertrekken, geregeld dat de staat wegens een overhaaste en gedwongen verhuizing, een deel van de huur zou betalen. De 5.200 gulden voor de aanschaf van nieuwe meubels die hij daarnaast nog wilde declareren werd echter niet gehonoreerd.
Jelle Zijlstra
Na de val van kabinet-Cals werd Jelle Zijlstra interim-premier. Het echtpaar Zijlstra bleef weleens een nachtje slapen in het Catshuis, maar ze maakten geen gebruik van het Catshuis als permanente woning. Het kwam bij Hetty Zijlstra niet op om er naartoe te verhuizen. Ze wisten dat het van korte duur zou zijn. Haar man was immers al benaderd om na de interim periode directeur van de Nederlandse Bank te worden en Piet de Jong volgde hem op als minister-president in 1967.
De Jong
Toen de Jong staatssecretaris was van Defensie in het kabinet-De Quay (1959-1963), ging het gezin wonen in het Koetshuis van Huis ten Bosch. In 1967 werd hij aangesteld als premier waardoor het gezin het Koetshuis moest verlaten. ‘Met pijn in het hart’ voor echtgenote Anneke de Jong. Haar man voelde zich moreel verplicht in het Catshuis te gaan wonen. “Er was nog woningnood in Nederland en het zou geen pas geven het Catshuis vier jaar lang leeg te laten staan. Het Catshuis roept wel, maar lonkt niet.” De Jong was van mening dat de begane grond voor ontvangsten en vergaderingen prima was, maar de woonvertrekken op de eerste verdieping waren volgens hem klein en ongezellig, een beetje bedompt en onpraktisch met de schuine daken. Ook voor Anneke betekende haar intrede in het Catshuis, net als voor de andere first lady’s, een grotere verantwoordelijkheid. Zo was ze dagen in de weer voor een ontvangst van alle ambassadeurs op het Catshuis. Toen het ambtstermijn van De Jong op zijn einde liep in 1971, verhuisde de familie weer terug naar het Koetshuis waar zij nog negen jaar mochten wonen.
Biesheuvel
In 1971 besloot premier Biesheuvel echter in zijn eigen huis te Aerdenhout te blijven
Premier Biesheuvel spreekt met werknemersorganisaties op Catshuis Den Haag, v.l.n.r. Biesheuvel, Ter Heide (NVV), Boerma (Sociale Zaken), Datum 13 juli 1971. (Bron: Nationaal Archief)
wonen en het Catshuis slechts te gebruiken voor vergaderingen en officiële ontvangsten. Mies Biesheuvel vertikte het namelijk om in te trekken in de ambtswoning. “Dan zit je net met je nieuwe gordijnen, valt het kabinet en kun je er weer uit.” Bovendien zaten hun kinderen net voor hun eindexamens, en had de familie net een nieuw huis in Aerdenhout gekocht. Biesheuvel realiseerde zich dat zijn voorgangers Marijnen, Cals en De Jong wel in het Catshuis hadden gewoond, maar Mies was heel Beslist: “Laat mij maar hier”. Zijn voorbeeld werd nagejaagd door minister-president Den Uyl (1973-1977), die Amsterdam-Bovenveldert boven Den Haag verkoos. Sindsdien is premier Van Agt de enige geweest die het Catshuis daarnaast ook nog als zijn ‘Haagse adres’ gebruikte, omdat pendelen tussen Nijmegen en Den Haag nét iets te ver was.
Verbouwing
Jan-Peter Balkenende verbleef nog wel eens een aantal nachten per week in het Catshuis. Van Mark Rutte weten we dat hij niet in het Catshuis overnacht. Tegenwoordig worden er in de Tuinzaal met name informele bijeenkomsten van ministers of de ministerraad gehouden. Tevens wordt de zaal gebruikt voor besprekingen van de minister-president met hoog buitenlands bezoek. Van 1999 tot 2003 werd het Catshuis verbouwd. Eén jaar later brak er tijdens schilderwerkzaamheden echter brand uit, waarbij één van de schilders om het leven kwam. Grote delen van het Catshuis waren eveneens beschadigd geraakt en er moest opnieuw gerenoveerd worden. Op 11 september 2006 werd het gerenoveerde gebouw weer in gebruik genomen. Mini Marijnen was echter teleurgesteld over het resultaat en zag niks meer van de grandeur terug. “Alle intimiteit is verdwenen. De luiken bij de ramen zijn weggehaald, de dikke houten kozijnen vervangen door kunststof.”
Luister naar een interview van omroep Max met IsGeschiedenis over het Catshuis in de jaren '60.