De kloof tussen stad en platteland
De Telegraaf schetste in 2017 in een artikel gerelateerd aan de zwarte pieten-discussie een ‘reusachtige kloof’ tussen randstad en provincie. Daarin schetsten zij een beeld dat slechts een specifiek gedeelte van de Nederlandse bevolking, woonachtig in de Randstad en aan de Amsterdamse grachtengordel, beslissingen maakt voor het hele land. Bewoners van de provincies voelen zich niet vertegenwoordigd door die culturele elite. Waar komt dat idee van een kloof tussen de stad en het platteland vandaan?
Wat veroorzaakt de verdeling?
De grootte en ernst van deze kloof is door andere media weer enigszins genuanceerd: het is volgens de Groene Amsterdammer ‘onderschatting van de provincie en overschatting van de Randstad’ om te zeggen dat de Randstad alles bepaalt. Toch is er wel iets te zeggen voor het spreken over de verdeling tussen stad en platteland. Een verdeling ontstaat door groeiende verschillen in cultuur en gedachtegoed tussen twee partijen. De verschillen hebben in dit geval te maken met het sociale karakter van stad en platteland. Dat karakter is historisch bepaald.
De stad als marktplaats
In de Nederlanden groeiden de steden ongeveer vanaf het jaar 1000. De boeren ontwikkelden betere landbouwmethodes waardoor de voedselproductie steeg. Dit had als gevolg dat de boeren de handel in gingen met hun goederen. Op de plaatsen waar handel werd gedreven, vaak op kruisingen van wegen, ontstonden steden. Steden werden steeds autonomer en de machtspositie van de stad nam toe. Steden kochten stadsrechten, hieven belastingen en in veel gevallen kregen ze zelfs een eigen jurisdictie en een eigen munt. Tevens ontstonden er stadse beroepen, waardoor er een einde kwam aan de tweedeling tussen de adel en de boerenstand.
Poorters en buitenlui: de muur om de stad
In de middeleeuwen ontstond ook de term ‘poorter’, waarmee de stadsbewoners met speciale rechten werden aangeduid. Om het poorterschap te krijgen, moest men geregistreerd staan en vaak een aanzienlijk bedrag betaald hebben. De naam 'poorter' duidde op het feit dat de drager binnen de poorten en muren van de stad woonde. Tot 1814, toen een Koninklijk Besluit een einde maakte aan de sluiting van de stadspoorten na zonsondergang, vormden de poorten een vrij letterlijke barrière tussen de stad en het platteland. Mensen afkomstig van het platteland werden binnen de poorten 'buitenlui' genoemd en waren te herkennen aan hun afwijkende kleding, spraak, bagage, handelswaar, houding en gebaren. Zo verschilden poorters en buitenlui dus herkenbaar van elkaar, ook al leefden ze soms vlak bij elkaar.
De stad als huisvesting voor fabrieksarbeiders
Hoewel de Bataafse Republiek het meest verstedelijkste land ter wereld was, liepen steden aan het einde van de achttiende eeuw als gevolg van economische achteruitgang langzaam leeg. Vooral rijkere stedelingen trokken naar het platteland. Tijdens de industriële revolutie in de negentiende eeuw veranderde de functie van de stad. Niet langer was een stad alleen een politiek centrum, maar de stad werd ook de belangrijkste economische motor van de regio en opnieuw vestigingsplaats voor heel veel mensen. Arbeiders ging in grote aantallen in stedelijke fabrieken werken en trokken daarom in de negentiende eeuw naar de stad. Ook in Nederland, waar de industriële revolutie relatief laat op gang kwam, was sprake van verstedelijking en ontvolking van het platteland. Veel mensen verhuisden van platteland naar stad om te kunnen werken in een fabriek.
Door die ontwikkelingen veranderde het karakter van de stad. De achttiende-eeuwse stad had nog een aanzienlijke status gehad, maar nu waren steden vooral vies, ongezond en druk. Daarom was tegelijkertijd met de urbanisering een trend van verlangen naar het platteland merkbaar. Gedreven door romantische idealen, trokken veel mensen die het zich konden veroorloven naar het platteland. Anderen, die wel moesten blijven werken, droomden alleen maar van dat woeste, lege land.
De stad als uitwisselingsplaats van ideeën
Naast grootschalige huisvesting hebben steden ook andere voordelen die ervoor zorgen dat mensen naar steden verhuisden. In tegenstelling tot het platteland, zijn steden in de geschiedenis vaak broedplaatsen voor politieke bewegingen, kunststromingen en cultuur gebleken. In de stad bevinden zich musea, schouwburgen, universiteiten en hoofdkantoren van bedrijven, vakbonden en organisaties. De stad levert vermaak, scholing en werk in een andere beroepssector dan de landbouw. Dat waren en zijn nog steeds redenen voor mensen om de stad te verkiezen boven het platteland. Veel politieke omwentelingen uit de geschiedenis zijn in de stad uitgedacht. Het feit dat de stad een uitwisselingsplaats is voor ideeën, leidt er toe dat stedelingen vooruitstrevender zijn en mensen afkomstig van het platteland er conservatievere denkbeelden op nahouden. Dat kan verklaren waarom de zwarte pieten-discussie is ontstaan in de grachtengordel.
Bronnen:
- De Groene Amsterdammer: Randstad versus de provincie
- De Telegraaf: Zelden werd kloof tussen Randstad en provincie zichbaarder als in Slag om Dokkum
- A. van der Woud, Het Lege Land: De Ruimtelijke Orde van Nederland 1798 - 1848 (Amsterdam 1987, 9e druk 2010), 307 - 448.
Afbeelding:, edi
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [CC BY-SA 4.0], via Wikimedia Commons