De kwalen van de koning
We kennen Willem I als de hardwerkende autocratische koning-koopman, die niet wist wat hij aan moest met de opstandige Belgen en zijn recalcitrante zoon. Hij stampte tijdens zijn regeerperiode instellingen als De Nederlandsche Bank uit de grond en gaf opdracht tot grote infrastructurele projecten. Intussen voelde hij zich vaak niet zo lekker. Waar had hij precies last van? Catharina Th. Bakker deed onderzoek naar het leven en werk van zijn lijfarts Franz Joseph Harbaur en vertelt over de koninklijke kwalen, de diagnose en de behandeling.
Op 10 oktober 1816 schreef koningin-moeder Wilhelmina van Pruisen aan een adjudant van de Oranjes een paar bezorgde regels over haar zoon. Willem, sinds ruim een jaar koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (het huidige Nederland en België), voelde zich koortsig. Het begon tegen de avond en duurde soms tot de volgende morgen. De artsen vermoedden dat het een zenuwaandoening was, maar volgens Wilhelmina ging het om oververmoeidheid en gebrek aan lichaamsbeweging. Zijn eetlust leed er niet onder en anijsmelk deed hem goed. Niettemin maakte ook haar zoon zich zorgen, alleen deed hij er niets aan. Wilhelmina wist wel wie ze om raad wilde vragen: ‘Ik ben heel benieuwd naar hoe Harbaur over dit alles denkt...’
De casus koning Willem I
De periode waarin Willem I leefde, komt er in de medische geschiedschrijving bekaaid vanaf. Studies over de opkomst van de moderne geneeskunde in Nederland gaan vrijwel altijd over de 18de eeuw of over de periode na 1850. Ons beeld van de geneeskunde in de eerste helft van de 19de eeuw is hoofdzakelijk gebaseerd op ideologisch getinte beschrijvingen van artsen die zich vanaf het midden van die eeuw inzetten voor vernieuwingen in de gezondheidszorg. Zij schilderden de voorafgaande periode zo ‘duister’ mogelijk af, want daaraan ontleenden ze hun bestaansrecht. Zo is het idee ontstaan dat de geneeskunde begin 19de eeuw volkomen achterhaald was. De casus koning Willem I laat echter zien dat er meer was dan theoretische hocuspocus, aderlatingen en heelkundige barbarij.
Met ‘Harbaur’ doelde Wilhelmina op Franz Joseph Harbaur (1776-1824), de aan het hof zeer geliefde lijfarts van haar zoon. Het was niet de eerste keer dat er zorgen waren over de koninklijke gezondheid, en Harbaur en de koning kenden elkaar al uit de tijd dat Willem nog erfprins Willem Frederik was en vorst van Fulda. Deze titel en de bijbehorende macht had de prins te danken aan Napoleon, die de Oranjes met het Duitse vorstendom had gecompenseerd voor de verloren gebieden in de Nederlanden.
Harbaur was een oorlogsvluchteling uit de Elzas. Hij had gestudeerd bij beroemde Duitse en Franse artsen, onder wie Christoph Wilhelm Hufeland, die met zijn immens populaire Die Kunst das menschliche Leben zu verlängern (1796/1797) brede bekendheid gaf aan de macrobiotiek. Door hard werken en goede connecties (onder wie Goethe en Schiller) was Harbaur opgeklommen tot favoriete praktijkdokter van de Duitse elite. Hij was juist in Parijs gepromoveerd tot doctor medicinae, toen hij in 1804 in contact was gekomen met Willem Frederik. Deze had goede berichten over hem vernomen en hem een baan aangeboden als lijfarts en directeur van de medisch-sanitaire dienst.
Aan deze betrekking kwam abrupt een eind toen in oktober 1806 oorlog uitbrak tussen de Fransen en de Pruisen. Willem Frederik trok ten strijde aan de kant van de Pruisen en Harbaur ging met hem mee naar het front. Na de slag bij Jena en Auerstedt raakten de mannen elkaar echter kwijt.
Benieuwd hoe dat afliep? Je leest het in Geschiedenis Magazine nummer 8 van 2020. (Zie afbeelding.)
Abonnees krijgen dit nummer omstreeks 14 november in de brievenbus.
Dit nummer niet missen, maar nog geen abonnee? Meld je aan vóór donderdag 29 oktober 16:00 u., dan krijg ook jij dit nummer thuis!
JA, GRAAG! GEEF EEN ABONNEMENT CADEAU