De Sinterklaasrellen van 1620
Sinterklaas begint tegenwoordig vroeg: al in september bulken de winkels van het speelgoed en de pepernoten. In de late Middeleeuwen ging dat anders: toen kochten ouders hun cadeautjes en strooigoed op 5 december op een sinterklaasmarkt op een plein in het centrum van de stad. Een paradijs voor zakkenrollers en ’s avonds zwierden er hitsige dronken jongeren rond. Zondig, vond een calvinistische burgemeester van Amsterdam in 1620. Ingrijpen was noodzakelijk! Maarten Hell vertelt het verhaal.
Het Sint-Nicolaasfeest op 5 december was in de Middeleeuwen een breed West-Europees verschijnsel. De viering viel op de avond vóór de sterfdag van de heilige, die volgens legenden in de 4de eeuw als bisschop van Myra drie jongens had gered van een wisse dood en drie meisjes voor prostitutie behoedde door hen geld voor een bruidsschat te geven zodat ze konden trouwen. Fransen eerden hem vanaf de 13de eeuw als patroon van schoolkinderen en opvoeder van de jeugd, met geschenken aan ijverige leerlingen en vermaningen voor luiwammesen. In de late middeleeuwen bereikten deze jongerenfeesten ook de Noordelijke Nederlanden.
In Dordrecht en Utrecht kregen schoolkinderen, koorknapen en armen traktaties en in Amsterdam was de naamdag van de kindervriend dubbel feest. Sint-Nicolaas was patroonheilige van de havenstad; hij zou de ruimschoots aanwezige zeelieden, armen en kooplieden bescherming bieden.
Leter mochten kinderen thuis hun ‘schoentje zetten’ en ontstond de traditie van het rondstrooien van lekkernijen, het goedmoedig bestraffen door een roe in de schoen te doen, en het zingen van liederen. Voorafgaand aan de huiselijke feestelijkheden waren er openbare markten en hielden kinderen optochten waarbij ze papieren vaantjes meedroegen met afbeeldingen van hun favoriete heilige.
Mierzoete ‘kapittelstokjes’ op de Dam
Amsterdam hield vanaf de zestiende eeuw een commerciële Sinterklaasmarkt op de Dam. In de namiddag liep het winkelend publiek langs een dubbele rij kraampjes met ‘poppegoet, snoepijeren ende andere eetbare waren’. De ouders kochten hier alles voor in de schoentjes van hun kroost: speelgoed, peperhuisjes vol ‘honinctaert’ (taaitaai), mierzoete ‘kapittelstokjes’ (suikerkaneelstokjes, zie recept in kader), ‘amandelbroot’ (banketstaven) en mandjes met vijgen, noten, flensjes en appeltjes. Dichter langs de huizen stonden kruiwagens met goedkoper snoepgoed. Vanwege de nevenfunctie van de Sint als ‘huwelijksmakelaar’ trakteerden trouwlustige jongeren elkaar op marsepeinen hartjes en zogeheten ‘vrijers’, figuren van speculaas. ’s Avonds, na afloop van de kinderfestiviteiten, werd de Dam en omgeving een ‘vrijersmarkt’ met zwierende jongvolwassenen, net zoals tegenwoordig de kindervrijmarkt op Koningsdag uitloopt op een met alcohol overgoten vreugdefeest voor adolescenten.
Benieuwd hoe dat afliep? Je leest het in Geschiedenis Magazine nummer 8 van 2020. (Zie afbeelding.)
Abonnees krijgen dit nummer omstreeks 14 november in de brievenbus.
Dit nummer niet missen, maar nog geen abonnee? Meld je aan vóór donderdag 29 oktober 16:00 u., dan krijg ook jij dit nummer thuis!
JA, GRAAG! GEEF EEN ABONNEMENT CADEAU