Een wet van Meden en Perzen
Wanneer een regel een ‘wet van Meden en Perzen’ wordt genoemd, betekent het dat een regel vastligt en dat er niet aan te tornen valt. De uitdrukking kent een Bijbelse achtergrond, waarbij er in verschillende verzen wordt verwezen naar de wetten van de koningen van Medië en Perzië. Beide volken bewoonden gebieden die in het huidige Iran liggen.
De uitdrukking van de wet van Meden en Perzen is ontleend aan twee Bijbelverzen, die beide verwijzen naar de wetten van de Medische koning, die in die tijd ook de heerser van Perzië was. In Esther 1:19 wordt een wet besproken, waarna vermeldt wordt: “Als het de koning goeddunkt, laat hij dan een koninklijk besluit uitvaardigen dat schriftelijk in de wetten van Perzië en Medië wordt vastgelegd, zodat het niet kan worden herroepen”. In Daniël 6:9 proberen hovelingen koning Darius te overtuigen een wet aan te nemen met de woorden: “Welnu, majesteit, vaardig dat verbod uit en stel het op schrift, zodat het niet veranderd kan worden, zoals geen enkele wet van de Meden en de Perzen kan worden herroepen”.
Meden
De Meden waren een volk dat een gebied bewoonde in het westen van het huidige Iran. Vanaf de 7e eeuw voor Christus vormden zij een verenigde staat, die één van de grootmachten van het oude Nabije Oosten werd. Na de verovering van Ninive in 612 door de Meden stortte het Assyrische Rijk in elkaar. Hierdoor konden de Meden hun gebied sterk uitbreiden. Hun rijk, waarvan Ecbatana de hoofdstad was, besloeg op haar hoogtepunt een gebied dat zich uitstrekte van het noordoosten van Iran tot Centraal-Turkije.
Perzen
Aan het bewind van de Meden kwam in 550 voor Christus een einde na de verovering van Medië door de Perzische koning Cyrus de Grote. Hij stichtte een groot rijk, dat onder zijn opvolgers verder werd uitgebreid. Een poging om in het begin van de 5e eeuw voor Christus ook Griekenland te onderwerpen mislukte uiteindelijk, waarna het rijk langzaam in verval raakte. Het einde van het Perzische Rijk kwam uiteindelijk in 330 voor Christus, toen koning Darius III verslagen werd door Alexander de Grote.
Bijbelverhaal van Daniël
De uitdrukking is het bekendst geworden van het Bijbelverhaal van Daniël en de leeuwenkuil. Daniël was door de Babylonische koning Nebukadnezar II (605-562 voor Christus) in ballingschap gevoerd, waarna hij de belangrijkste droomuitlegger aan het Babylonische hof werd. Onder Nebukadnezars opvolger Darius werd Daniël feitelijk de dagelijkse bestuurder van het rijk. De Babylonische elite was hier echter tegen, waarna zij een manier zochten om van Daniël af te komen. Als jood mocht Daniël geen andere god aanbidden dan zijn eigen. Hierop bedachten de Babylonische notabelen dat Darius een wet aan moest nemen die het verbood om andere goden dan de koning te aanbidden.
De leeuwenkuil
Daniël werd betrapt op het bidden tot zijn joodse God, waarna hij in de leeuwenkuil werd gegooid. Hij overleefde echter een nacht tussen de leeuwen, waarna Darius de Babylonische notabelen voor de leeuwen gooide. De uitdrukking ‘een wet van Meden en Perzen’ verwijst dus in het Bijbelverhaal niet letterlijk naar de Medische of Perzische koning. Medië was één van de tegenstrevers van het Babylonische Rijk en de Babylonische notabelen verwezen bij het opstellen van de wet naar de koning van de Meden en de Perzen, een volk dat in de tijd door de Medische koning overheerst werd, die altijd wetten uitvaardigde waar niet aan getornd kon worden. Darius moest een wet aannemen die ‘onveranderbaar en onherroepelijk’ moest worden, “zoals geen enkele wet van de Meden en Perzen kan worden herroepen”.
Ondanks dat de rijken van de Meden en de Perzen al duizenden jaren geleden ten einde kwamen, leeft hun naam nog wel voort in deze uitdrukking. ‘Een wet van Meden en Perzen’ is één van de vele historische uitdrukkingen uit de Bijbel die tegenwoordig nog gebruikt worden.
Afbeelding:
By Elman Həsənli (Own work) [CC BY-SA 4.0 ], via Wikimedia Commons