Eerste Schotse whisky
In de Exchequer Rolls, de vijftiende-eeuwse versie van belastingpapieren, is de eerste Schotse whisky gedocumenteerd op 1 juni 1494. In de documenten staat beschreven dat de destilleerder Friar John Cor acht schepels malt aangaf, een oude inhoudseenheid, genoeg voor zo’n 1.500 flessen. Deze hoeveelheid doet vermoeden dat het destilleren van whisky al eerder bestond, maar dat dit tot dan toe nergens beschreven werd.
Whisky, het levenswater
Een grote bijdrage aan de destilleerderijen kwam van de monnikenkloosters in Schotland. De eerste gereedschappen die ze gebruikten voor het destilleren van de alcoholische drank waren primitief en soms zelfs gevaarlijk voor de gebruiker, maar tijdens de zestiende en zeventiende eeuw verbeterde de destilleertechniek aanzienlijk. De naam whisky komt van het Iers-Gallische woord uisge beatha dat ‘levenswater’ betekent. Aanvankelijk werd het vooral gebruik voor de medicinale werking van de drank, zo zou het leven worden verlengt en ziekten als koliek, kreupelheid en pokken verhelpen.
Belasting op whisky
Naarmate er meer whisky gedestilleerd werd groeide de populariteit van de drank en werd het een vast onderdeel van het Schotse leven. Het werd gebruikt als middel om de koude winters door te komen, maar werd ook geschonken wanneer men gasten ontving als welkomstdrankje. Door de groeiende populariteit besloot het Schotse parlement aan het eind van de zestiende eeuw belasting te heffen over de whisky. In 1707 werden de belastingtarieven zo hoog dat de Schotten rebelleerden en de destilleerders ondergronds verder gingen werken.
Whisky als smokkelwaar
Het conflict tussen accijnsambtenaren en de destilleerders zorgde ervoor dat het smokkelen van whisky begon. Het smokkelen gebeurde op grote schaal en de afnemers van de drank waren in alle lagen van de samenleving vertegenwoordigd. Zo waren er dominees die geheime opslagplaatsen voor whisky onder de preekstoel hadden en werden de flessen meermaals in doodskisten vervoerd om niet op te vallen. De destilleerderijen werden in de Schotse onherbergzame heuvels opgezet en de destilleerders hadden een uitvoerig signaleersysteem om elkaar te waarschuwen wanneer er ambtenaren in de buurt waren. Rond 1820 werd er over meer dan de helft van de gedronken whisky in Schotland geen belasting betaald. Dit terwijl er zo’n 14.000 destilleerketels jaarlijks werden geconfisqueerd. De handel was zeer succesvol.
Legaal destilleren
De bloeiende illegale whiskyhandel was voor de Hertog van Gordon reden om bij het parlement voor te stellen dat het legaal handelen in whisky winstgevend moest worden, om zo illegale praktijken uit te bannen. In 1823 werd in de Excise Act vastgelegd dat men in ruil voor een destilleervergunning van tien pond vrij was om whisky te destilleren. In het daaropvolgende decennium stopte vrijwel alle illegale activiteit omtrent de whiskyproductie. Dit was ook de aanzet voor de moderne Schotse whisky industrie.
Wereldwijd succes
In de negentiende eeuw waren er twee belangrijke factoren die de Schotse whisky wereldwijd op de kaart zetten. Allereerst vond Aeneas Coffrey in 1831 een nieuwe soort whisky uit: de graan whisky. Deze was lichter, minder intens dan de malt whisky en appelleerde aan een groter publiek. De tweede factor was de komst van een agressieve soort bladluis in Frankrijk waardoor in de jaren 1880 bijna alle Franse wijngaarden geruïneerd werden. Binnen enkele jaren zorgde dit voor een enorm te kort aan wijn en brandy in geheel Europa. De Schotten sprongen in deze leemte en toen de Franse wijnhandel enkele jaren later weer op peil was, was de Schotse whisky een vast onderdeel geworden in de Europese drinkcultuur.
Afbeelding:
Dames pakken whiskyflessen in. Fotocollectie Van de Poll via www.nationaalarchief.nl