Energietransitie in de jaren 60
Decennialang is aardgas in Nederland bijna net zo vanzelfsprekend als regen. Maar daar komt verandering in. De gasvoorraden in de grond raken op en steeds meer wordt duidelijk dat we op zoek moeten naar andere energiebronnen als we de klimaatverandering willen beperken. Zo’n energietransitie vond in Nederland al eens plaats. Toen ging Nederland over op gas als voornaamste energiebron.
Energietransities zijn niet nieuw. Eeuwenlang stookten veel Nederlanders hun kachels, haarden en fornuizen op turf, hout en houtskool. Tijdens de industriële revolutie vond er al een energietransitie plaats. Veel van die oude brandstoffen werden vervangen voor steenkool en olie. Al was dat een langzame verandering en deed niet iedereen eraan mee. Nederland stookte op veel verschillende manieren. Hier kwam de kolenboer langs, daar leverde het oliemannetje zijn waren af en op sommige plekken werd tot ver in de twintigste eeuw nog op turf gestookt.
Stadsgas
Ook gas was een belangrijke brandstof. Dat gas was geen aardgas zoals nu, maar kwam uit fabrieken. Aan de rand van veel steden verrezen zulke fabrieken, vaak goed te herkennen aan enorme gashouders waarin het gas werd opgeslagen. Het gas, dat bekend stond als ‘lichtgas’, werd gemaakt door steenkool zonder zuurstof te verhitten. Die gasfabrieken Het gas dat daarbij vrijkwam brandde goed en werd in eerste instantie vooral gebruikt om verlichting te laten branden, maar bleek ook bruikbaar voor de verwarming en om op te koken. En zo werden er in veel steden lokale netwerken van de gasfabriek naar huizen aangelegd, zodat iedereen kon stoken op stadsgas.
Gasbellen
In 1948 werd er in de grond onder Drenthe een grote bel aardgas gevonden. Daar bleef het niet bij. In het decennium dat volgde werd er in de bodem van Noordoost Nederland de ene na de andere kleine gasbel gevonden. Tot er in 1959 bij Slochteren een enorme voorraad aardgas werd aangeboord. Dit bleek het grootste aardgasveld van Europa te zijn en een van de grootste velden ter wereld. Nederland leek op een goudmijn te zitten. Een enorme brandstofvoorraad pal onder het land. En dan ook nog eens brandstof die veel schoner verbrandde dan de olie, de kolen en het kolengas dat tot dan toe in de meeste Nederlandse huizen werd gestookt. Bij de verbranding van aardgas kwamen namelijk minder schadelijke stoffen vrij. En als het gas écht gebruikt zou worden, zou de Nederlandse Staat een erg welkome bron van inkomsten krijgen.
Zesduizend kilometer aan gasleidingen
Al was ervoor dat verkopen nog heel wat nodig. Want waar het stadsgas vaak lokaal werd geproduceerd, kwam het aardgas niet overal uit de grond. Om het aardgas van Groningen in Limburg te krijgen, was een enorme operatie nodig. De lokale gasnetwerken moesten worden omgebouwd tot een groot nationaal netwerk van gasleidingen waarmee het Groningse gas naar alle huizen in Nederland kon worden gevoerd. Daarvoor moest zesduizend kilometer aan gasleidingen worden aangelegd.
Specialisten uit het buitenland
Een enorme operatie waar de regering technici vanuit het buitenland voor inschakelde. De buizen werden vaak in het buitenland gemaakt en ook het aan elkaar lassen van de verschillende delen werd overgelaten aan buitenlandse technici die meer ervaring hadden met het aanleggen van zulke leidingen. Dat er specialisten van elders werden aangetrokken, was geen overbodige luxe. Het Groningse aardgas stond onder een veel hogere druk dan het stadsgas en er waren lastechnieken nodig die in Nederland veel minder bekend waren, om alle leidingen veilig aan te leggen en de oude stadsleidingen te vervangen.
Miljoenen fornuizen vervangen
En er moesten niet alleen nieuwe leidingen komen. Ook de fornuizen, geisers en kachels in veel Nederlandse huizen waren vaak niet berekend op de hoge druk van het aardgas. Er moesten dus ook nog eens miljoenen kachels en fornuizen worden aangepast of vervangen. En ook daarvoor werden monteurs en instructeurs vanuit het buitenland ingevlogen om de Nederlanders op de nieuwe techniek aan te sluiten, en die Nederlanders ook te leren hoe dat moest. Oud-medewerkers van lokale gasfabrieken werden met Amerikaanse vakkennis omgeschoold tot ‘gasfitter’, installateur. Het waren ook buitenlandse technici die de grote gasleidingen vanuit Groningen naar alle uithoeken van het land aanlegden.
Monsterklus
De omschakeling naar het Groningse aardgas was dus een monsterklus die de hele samenleving zou raken. De aanpassingen reikten letterlijk tot bij mensen in de keuken, waar niet alleen het fornuis aangepast of vervangen werd, maar waar men ook even moest wennen aan het gas, dat toch wat anders brandde dan het oude stadsgas. Van het fornuis in de keuken tot omgeploegde straten en akkers, het hele land zou jarenlang op de schop gaan. Men plande dat tegen het einde van het decennium alle huizen en bedrijven aangesloten zouden zijn.
Vergoedingen
Dat kostte nogal wat, maar de overheid vergoedde ruimhartig. Boeren van wie het land werd omgespit kregen vaak al een voorschot op de vergoedingen als ze toestemming gaven. Tegen de tijd dat de leidingleggers kwamen, was het eerste deel van de vergoeding al overgemaakt. De talloze huishoudens die een nieuwe kachel en fornuis nodig hadden, kregen bij de aanschaf van hun nieuwe spullen kortingen. Wanneer dat zou gebeuren, hoe alles werd gepland, werd bedacht en -niet onbelangrijk- voor een groot deel betaald vanuit de overheid.
Campagnes
Dat er weinig mensen klaagden over de enorme overheidsuitgaven aan belastinggeld, had ook een andere reden: de wederopbouwmentaliteit heerste nog en men zag de overstap naar aardgas écht als een vooruitgang. En wie dat nog niet dacht, werd overspoeld met reclame. In bioscopen, kranten en op de eerste TV’s. Die campagnes hadden overigens een specifieke doelgroep: de huisvrouw. Niemand maakte immers meer gebruik van het gasfornuis dan zij. En dus stonden damesbladen vol met artikelen over aardgas, en dan vooral over de voordelen daarvan in het huishouden. En ondertussen jubelden de bioscoopjournaals over een ‘nieuw tijdperk’, bij beelden van gasfabrieken die gesloopt werden.
Klachten
Toch was niet iedereen overtuigd. Her en der waren klachten, want alle vergoedingen ten spijt, een nieuw fornuis kostte toch al snel honderden guldens. Een klein fortuin. En dan moest dat allemaal ook nog aangesloten worden. En waarom bepaalde de gemeente dat men een nieuw fornuis of kachel moest kopen, terwijl het oude het nog prima deed? “Ik heb er toch niet om gevraagd?”, klonk het veel. En in aparte kamers in gemeentehuizen, waar mensen die het geld voor zo’n uitgave niet hadden buiten het zicht van de buren betalingsregelingen konden treffen, zal meer dan eens flink gevloekt en gezucht zijn.
De gastrein denderde door. De voorgenomen deadline om aan het eind van de jaren 60 heel Nederland op aardgas aan te sluiten, werd niet gehaald, maar men kwam wel ver. En terwijl het gas door de spiksplinternieuwe leidingen stroomde en Nederland wende aan de nieuwebrandstof, dat soms toch wel een beetje heter brandde dan het stadsgas, stroomde er nog iets anders. Geld. De Nederlandse staat liep namelijk behoorlijk binnen.
Besteding aardgasbaten
De Nederlandse staat was grootaandeelhouder in de gaswinning. Het gas werd niet alleen in Nederland gebruikt, maar ook verkocht aan het buitenland. Daarmee bracht de aardgaswinning miljarden in het laatje van de Nederlandse overheid. Deze inkomsten werden bekend als ‘aardgasbaten’. Het ging om enorme sommen geld. Het CBS berekende in 2018 dat er sinds het begin van de grootschalige exploitatie van de gasvelden bijna 417 miljard Euro aan aardgasbaten binnen is gekomen. Daarnaast brachten aanverwante industrieën waar de staat bij betrokken was, ook nog flink wat geld op.
Maar daar zagen de Nederlanders wel wat van terug. Bijna een kwart van de aardgasbaten werd in de sociale zekerheid gestoken. Deze besteding maakte een groot deel van de sociale verzorgingsstaat die vanaf de jaren 60 ontstond mogelijk. Toch was er ook kritiek. Het geld werd in een verdeelfonds gestopt, waarna verschillende ministeries hun deel van dat fonds naar eigen inzicht konden uitgeven. Welke bestedingen precies werden gedaan vanuit de aardgasbaten, is daardoor soms lastig vast te stellen. Wel staat vast dat de overgang op aardgas, een overgang die zich prima laat omschrijven als een energietransitie, blijvende invloed heeft gehad op de Nederlandse economie en samenleving.