Franse film
De Franse filmindustrie nog maar één van de weinige die nog kan concurreren met het Amerikaanse Hollywood. Een voorbeeld hiervan is de film 'The Artist', die meerdere Oscars won.
De traditie van de Franse film begon aan het einde van de negentiende eeuw, toen de Franse gebroeders Lumière begonnen met het produceren van korte films. Zo vertoonden zij op 28 december 1895 het stuk ‘Aankomst van een trein op het station van La Ciotat’, dat volgens de overlevering zo realistisch gefilmd was dat er paniek uitbrak onder het aanwezige publiek. In de beginperiode van de cinema kwam ruim 80 procent van alle films uit Frankrijk. Onder andere filmproducent George Méliès (1861-1938) zorgde in deze periode voor het grote succes van de Franse filmindustrie.
Met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog in 1914 kwam de productie van films in Frankrijk echter vrijwel stil te liggen en verschoof het zwaartepunt naar het Amerikaanse Hollywood. Vanaf 1918 probeerde de Franse overheid daarom de nationale cinema weer nieuw leven in te blazen. Zo liet zij onder andere per wet vastleggen dat 1 op de 7 vertoonde films van Franse afkomst moest zijn. Dit resulteerde in een kortstondige opleving van de Franse film, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog stortte dit weer volledig in.
In de jaren ’60 besloten een aantal Franse regisseurs radicaal af te stappen van de heersende Hollywoodtraditie en een nieuw soort film te maken. Zo lieten zij acteurs direct tegen de camera praten en knipten zij bewust in de continuïteit van de film. Samen met een aantal succesvolle acteurs, waaronder Brigitte Bardot, zorgden deze ‘Nouvelle Vague’ regisseurs voor een tijdelijke opleving van de Franse film. Sindsdien kent de Franse filmindustrie afwisselende periodes van succes en crisis. In de laatste jaren lijkt zij weer met een opmars bezig, onder andere met de films ‘La vie en rose’ (2007), ‘Coco et Chanel’ (2009) en 'The Artist' (2011).