Gemaskerde moord op koning Gustaaf III
Door zijn autoritaire regeerstijl jaagt de Zweedse koning Gustaaf III een groot aantal edellieden tegen zich in het harnas. Hij krijgt dan ook vele doodsbedreigingen, maar besluit deze allemaal te negeren, want ‘als ze mij naar het leven staan, dan vinden ze me toch wel’. Lange tijd gaat dit goed, totdat Gustaaf zich op de avond van 16 maart 1792 vertoont op een gemaskerd bal.
Op 12 februari 1771 werd Gustaaf III officieel gekroond tot koning van Zweden. Al snel raakte hij echter gefrustreerd door zijn beperkte bevoegdheden en de grote macht van de adel. In augustus 1772 pleegde Gustaaf daarom een geweldsloze staatsgreep, waarna hij zich ontpopte als een absoluut vorst. Dit alles tot grote ontevredenheid van de adel, die alle macht die zij in de voorafgaande 50 jaar gewonnen hadden, weer in moesten leveren.
Voorspelling
In 1786 bracht Gustaaf een anoniem bezoek aan Ulrica Arfvidsson, een zeer bekende waarzegster. Tijdens de ontmoeting deed Arfvidsson de koning verscheidene voorspellingen, waarvan een aantal later ook daadwerkelijk uit zouden komen. Tot besluit van het bezoek waarschuwde ze hem: “Pas op voor de gemaskerde man met het zwaard”. Daarnaast moest hij ook de man met een zwaard die hij die dag nog zou ontmoeten in de gaten houden, want ”hij wil je van het leven beroven”.
Adolph Ribbing
Toen Gustaaf die avond terugkeerde in het koninklijk paleis ontmoette hij op de trap inderdaad een man met een zwaard. Het bleek Adolph Ribbing te zijn, een Zweedse graaf en persoonlijke vriend van Gustaaf. Hij was echter niet gemaskerd en deed ook geen poging om de koning van het leven te beroven, en dus maakte Gustaaf zich verder geen zorgen. Vermoedelijk was hij de voorspelling zelfs al vergeten toen hij ruim 6 jaar later een bezoek bracht aan een gemaskerd bal.
Gemaskerd bal
Op 16 maart 1792 ontving Gustaaf een anonieme brief waarin hem met klem afgeraden werd het gemaskerde bal, later die dag in de Koninklijke Opera, te bezoeken. De koning lachte er echter om en zei “Als ze mij naar het leven staan, vinden ze mij toch wel”. Hij besloot gewoon deel te nemen aan de festiviteiten en maakte rond middernacht zijn entree in de zaal. Ondanks zijn vermomming en zijn masker was Gustaaf, vanwege de koninklijke onderscheidingen op zijn borst, toch duidelijk herkenbaar.
Aanslag
Al snel werd hij dan ook omringd door een groep mannen in zwarte pakken, waarvan één hem begroette met de zin “Goedendag, mooi masker!” Meteen daarna klonk er een schot en stortte de koning ter aarde. Tegelijkertijd begon de groep mannen “Brand! Brand!” te roepen en brak er paniek uit in de zaal. Een aantal koninklijke wachters had echter door wat er gebeurde en liet de deuren sluiten, waarna de samenzweerders eenvoudig gearresteerd konden worden. De schutter, de Zweedse kapitein Johan Jacob Anckarström, bleek naast twee geweren ook een groot mes op zak te hebben. Twee weken na de aanslag, op 29 maart 1792, bezweek koning Gustaaf III aan zijn wonden.
Terechtstelling
Op 16 april werd Anckarström vervolgens ter dood veroordeeld voor de moord. Maar voor zijn doodstraf voltrokken zou worden, werd hij eerst drie dagen publiekelijk tentoongesteld, waarbij de toeschouwers vrij waren om hem te mishandelen. De executie van de kapitein bestond daarna uit het afhakken van zijn handen en zijn hoofd, waarna zijn lichaam ook nog eens gevierendeeld werd. Ondertussen waren ook de namen van de andere samenzweerders bekend gemaakt. Eén van hen was Adolph Ribbing, die eveneens ter dood veroordeeld werd. Hij zou later echter gratie krijgen.