Geen afbeelding beschikbaar

Geschiedenis van het vloekverbod

De Bond tegen vloeken maakte gisteren bekend ‘geschrokken’ te zijn van het taalgebruik in kinderboeken. Zelfs enkele werken die onlangs nog beloond werden met een Zilveren Griffel bleken scheldwoorden en (zelf)verwensingen te bevatten. Volgens de Bond wordt op deze manier een verkeerd voorbeeld gegeven aan kinderen. In de 19e eeuw probeerde men het gebruik van scheldwoorden ook in te perken door de instelling van een ‘vloekverbod’.

Voor zover bekend is het gebruik van scheldwoorden al zo oud als de mensheid zelf. Zo was het in de middeleeuwen al gebruikelijk om personen of objecten te verwensen met de uitspraak ‘God verdoem het’, dat later verbasterd zou worden tot het veelvuldig gebruikte scheldwoord ‘Godverdomme’.

Godslastering

Veruit het merendeel van de scheldwoorden uit de middeleeuwen stond in verband met de religie. Zo werd er ook regelmatig gezworen bij- en gescholden met ‘het achterwerk, de lever en andere niet te noemen ledematen van God in de hemel’. Dit alles was in strijd met de derde van de Tien Geboden, dat stelt “Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken”. Het verzet tegen dit soort banaal taalgebruik is dan ook al eeuwenoud. Zo stelde de rechtsgeleerde Willem van der Tannerijen in de 15e eeuw voor om iedereen die zwoer bij ‘de baard, de buik, de darmen of de ingewanden van God’ per direct ter dood te veroordelen.

Vloekverbod

Uiteindelijk zou het zo ver niet komen, maar het verzet van christenen tegen het misbruik van Gods naam bleef wel standhouden. Aan het eind van de 19e eeuw besloot een aantal gereformeerde Nederlandse gemeenten bijvoorbeeld een algeheel vloekverbod op te nemen in de lokale politieverordening. Vastgelegd werd onder meer dat het verboden was om ‘in het openbaar de naam van God vloekende te gebruiken’.

Naast het bevorderen van de openbare orde was deze maatregel vooral bedoeld als signaal naar de landelijke politici, waarvan de overwegend liberale meerderheid weigerde een verbod op godslastering in te voeren. De regering besloot echter dat de bestrijding van godslastering geen taak van de gemeente was en liet op 3 december 1886 het ‘vloekverbod’ van de gemeente Woenseradeel in Friesland per Koninklijk Besluit vernietigen.

Veroordeling

Aan het begin van de 20e eeuw nam - als gevolg van de uitbreiding van het kiesrecht – het aantal confessionele politici in de Tweede Kamer sterk toe. Dit gaf de lokale gemeenten wat meer speelruimte om op te treden tegen godslastering en dus voerden enkele gemeenten opnieuw een vloekverbod in. Zo kreeg een man in Werkendam in 1904 een boete van 25 gulden opgelegd wegens het ‘misbruik maken van Gods Heiligen Naam’ en het ‘bezigen van Godslasterlijke vloeken’. In 1932 besloot de regering dit gemeentelijke beleid over te nemen en liet minister van Justitie Jan Donner van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) vastleggen dat godslastering voortaan strafbaar was.

Vrijheid van meningsuiting

Vervolgens bleef het geruime tijd stil rondom de vloekverboden. Pas in de jaren ’80 ontstond er opnieuw ophef, omdat enkele critici vonden dat de bepalingen in strijd waren met de vrijheid van meningsuiting. De Nederlandse regering kwam daarop meteen in actie en besloot op 5 juni 1986 de vloekverboden van zeven Veluwse gemeenten te vernietigen omdat deze in strijd waren met de Grondwet. Enkele andere gemeenten handhaven nog wel steeds een vloekverbod, maar voor hen is uitvoering hiervan onmogelijk geworden, omdat iedere overtreder sindsdien kan ontkomen aan een boete door zich te beroepen op zijn vrijheid van meningsuiting.

Rubrieken: 

Landen: 

Tijdperken: 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt