Het Franse Vreemdelingenlegioen tijdens de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden jongens en mannen uit alle oorlogvoerende landen opgeroepen om in militaire dienst te treden. Maar er waren ook oorlogsvrijwilligers: idealisten en opportunisten die hoopten hun steentje te kunnen bijdragen aan de Grote Oorlog. De grote hoeveelheid vrijwilligers die zich in Frankrijk meldden werden ondergebracht in het Franse Vreemdelingenlegioen. Dit legioen leed gedurende de oorlog grote verliezen, maar werd uiteindelijk één van de meest onderscheiden legeronderdelen van Frankrijk.
Het Franse Vreemdelingenlegioen
Het Franse Vreemdelingenlegioen werd opgericht in 1831 en bestond uit allerlei nationaliteiten die in naam van het Franse leger vechten. Het werd aanvankelijk opgericht in Algerije om de interne onrust in het land te verminderen en meer soldaten te genereren. Het Vreemdelingenlegioen had lange tijd een slechte naam omdat kansarmen, criminelen en andere outcasts hun heil zochten bij het legioen wanneer zij in eigen land of in het eigen leger niet meer welkom waren. Het Franse Vreemdelingenlegioen werd onder andere ingezet tijdens de Krimoorlog (1853-1856), de Frans-Pruissische oorlog (1870-1871) en bij de Franse kolonisatie van Afrika.
Vrijwilligers worden onderdeel Vreemdelingenlegioen
Het Franse Vreemdelingenlegioen, de Légion Étrangère, bestond voor de Eerste Wereldoorlog uit zes bataljons in twee regimenten en waarvan het hoofdkwartier gevestigd was in de Franse kolonie Algerije. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en Frankrijk haar leger mobiliseerde, waren er vele niet-Franse idealisten die zich aanmelden voor het leger. Om deze vrijwilligers een plaats te bieden in het leger werd er besloten dat zij zich dienden aan te sluiten bij het Vreemdelingenlegioen zo lang de oorlog duurde. Zij zouden zich aansluiten bij het marcheerbataljon waar ook veteranen uit het eerdere Vreemdelingenlegioen zich bij zouden aansluiten. Duitse, Oostenrijkse en Turkse soldaten werden geweigerd.
Motieven oorlogsvrijwilligers
In 1914 zijn er in het Franse leger 44.000 buitenlandse soldaten in dienst. Er zijn maar liefst 51 nationaliteiten in het vreemdelingenlegioen, waarvan de Italianen en Belgen het grootste aandeel hebben. Daarnaast waren ook de Zwitsers, Nederlanders, Spanjaarden en Egyptenaren in grote getale aanwezig. Veel van de vrijwilligers woonden of werkten al voor de oorlog in Frankrijk, maar er waren ook vrijwilligers die huis en haard verlieten om zich aan te sluiten bij het Vreemdelingenlegioen.
De motieven van de vrijwilligers liepen sterk uiteen: voor sommigen was Frankrijk hun nieuwe vaderland, anderen zagen het als voorzorgsmaatregel voordat de Duitsers ook hun land betraden, maar ook een verblijfsvergunning was reden tot in dienst treden. Wanneer men in het Franse leger had gediend kon een verblijfsvergunning namelijk via een verkorte procedure worden aangevraagd.
Nieuwe regimenten
Er werden vier nieuwe regimenten gecreëerd die aan het westelijke front vochten tijdens de oorlog. Alhoewel de vrijwilligers goed waren voor het moraal, waren ze niet altijd de beste soldaten. Velen hadden weinig tot geen militaire ervaring en hadden een onrealistische en te idealistische kijk op de oorlog. Het militaire leven was met name schrikken voor de hoogopgeleide vrijwilligers, die vanuit hun liberale gedachtegoed hadden gedacht hun plicht te doen.
Problemen binnen het legioen
De integratie van het Vreemdelingenlegioen in het Franse leger werd bovendien bemoeilijkt doordat men, per ongeluk, groepen soldaten met dezelfde nationaliteit bij elkaar voegde in een bataljon. Gedurende het bestaan van het Vreemdelingenlegioen was men altijd oplettend geweest om deze situatie te vermijden omdat dit nationalistische gevoelens zou kunnen opwekken bij de soldaten. En wel ja, soldaten met dezelfde nationaliteit trokken naar elkaar toe waardoor de eenheid in de bataljons verloren ging.
Bovenop deze spanningen kwam ook het feit dat de veteranen in het legioen op de oorlogsvrijwilligers neerkeken. De veteranen waren immers al gehard door oorlogen en kwamen vaak uit lage sociale klassen, terwijl de tijdelijke oorlogsvrijwilligers veelal idealisten uit een beter milieu waren.
Grote verliezen Vreemdelingenlegioen
In de eerste jaren van de oorlog, 1914-1916, verloor het Vreemdelingenlegioen veel manschappen door een slechte voorbereiding, wilde onuitgedachte aanvallen en een gebrek aan leiding. Op 9 mei 1915 probeerde het tweede regiment bij Neuville-Saint-Vaast de Duitsers te bestormen. Door hun opvallende uniformen, de Franse driekleur, was het echter voor de Duitsers een makkie om hen te beschieten. Desondanks wist het regiment het doel van de missie te behalen: een heuvel bij Vimy werd bezet. Korte tijd later joegen de Duitsers het Vreemdelingenlegioen weer van de heuvel af. Resultaat: geen terreinwinst, enkel het verlies van 1.939 soldaten.
Ontslagbrieven
Na nog een hopeloze aanval op Givenchy op 16 juni 1915 kwamen de eerste ontslagbrieven binnen bij de leiding van het Vreemdelingenlegioen. Onder deze ontslagbrieven waren ook Nederlanders, waarna de legerleiding contact zocht met de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Omdat Nederland haar neutrale positie wilde behouden schreef de minister terug dat Nederland zich niet bemoeide, noch bemiddelde in deze zaken.
Het Régiment de marche de la Légion étrangère opgericht
Door de grote verliezen in de eerste jaren van de oorlog werd er aan het einde van 1915 besloten om de overgebleven soldaten van de verschillende regimenten van het Vreemdelingenlegioen samen te voegen in één regiment met drie bataljons: het Régiment de marche de la Légion étrangère (RMLE). Het RMLE telde ruim 3.000 soldaten, werd opnieuw getraind en naar de loopgraven in de Roye-Lassigny gestuurd. Zo werd het een waar elitecorps, die ingezet werden bij de hevigste gevechten.
Het eerste grote succes van het RMLE kwam op 4 juli 1916 bij het door de Duitsers bezette stadje Belloy-en-Senterre. Een deel van het regiment kwam uit de loopgraven en stormde over het 800 meter lange niemandsland richting de Duitse linies. Een tweede deel bestormde op zijn beurt het stadje en wist deze binnen te dringen. Na hevige gevechten won het legioen, maar wel tegen een hoge prijs. Ze namen 750 Duitsers gevangen, maar verloren zelf bijna een derde van hun manschappen.
Het Vreemdelingenlegioen wordt onderscheiden
Tegen 1917 had het Vreemdelingenlegioen zijn les geleerd en ging zij beter voorbereid te werk. Gecoördineerde aanvallen en gericht gebruik van vuurwapens maakten het RMLE aanzienlijk succesvoller dan voorheen. Bij de slag van Moronvilliers in april 1917 vocht de RMLE in kleine groepjes zich een weg naar de vijandelijke linie al springend en duikend door loopgraven en kraters. Ze verbruikten zeker 50.000 granaten, maar wisten door verrassingsaanvallen en doorzettingsvermogen zeker zeven kilometer aan loopgraven van de Duitsers in te nemen. Uiteindelijk werden ze na een aantal dagen echter gedwongen het gebied weer vrij te geven toen de Duitsers een tegenaanval inzetten. Voor hun heldenmoed en daadkracht werd het legioen echter wel onderscheiden in Parijs op 14 juli 1917.
Het einde van de Eerste Wereldoorlog
Ondanks alle tegenslagen vocht het Vreemdelingenlegioen gedurende de gehele oorlog mee. Bij de laatste grote slag bij Ambleny en de aanval op de vijandelijke Hindenburglinie in september 1918 boekten ze grote militaire successen. Na de in bezit name van Chateau de la Motte en het naburige stadje Allemont trokken de Duitsers zich terug. Na afloop van de oorlog was het RMLE één van de meest onderscheiden legeronderdelen van Frankrijk. Van de ruim 40.000 soldaten in het Vreemdelingenlegioen stierven er ruim 5.300 en raakten er meer dan 25.000 gewond tijdens de Eerste Wereldoorlog.
<h3><strong>Bronnen</strong></h3>
Jean-Denis Lepage, <em>The French Foreign Legion: an illustrated history</em> (2008)
Martin Windrow, <em>French Foreign Legion 1914-1918</em> (Oxford 1999)