Het logboek van een bouwer van de Piramide van Cheops
De piramide van Cheops, de laatste overgeblevene van de zeven wereldwonderen, is al eeuwen het onderwerp van grote fascinatie maar ook van fel debat. Zo is het nog steeds onduidelijk hoe men het gigantische bouwwerk met een hoogte van 146 meter hoogte gebouwd heeft. Ook was het lange tijd onduidelijk hoe men de ongeveer 2.3 miljoen stenen, met een gemiddeld gewicht van 2500 kilogram, naar Gizeh heeft weten te vervoeren. Een spectaculaire archeologische vondst in 2013 bood echter waardevolle inzichten rondom deze vraag. Archeoloog Pierre Tallet vond toen een logboek van een ambtenaar die meewerkte aan de bouw van de piramide.
Het zogenaamde Logboek van Merer is zo’n 4.500 jaar oud en beschrijft de activiteiten van een Oud-Egyptische ambtenaar genaamd Merer. De teksten zijn daarmee de oudste ooit aangetroffen op papyrus. Vermoedelijk is het logboek opgesteld in de laatste jaren van de heerschappij van farao Khufu (ca. 2604 - 2581 v.Chr.) beter bekend onder zijn Griekse naam Cheops. Khufu was de tweede farao van de Vierde Dynastie en het wordt algemeen aangenomen dat hij de opdracht gaf voor de bouw van de Piramide van Cheops.
Vervoer van kalksteen
Merer was de leider van een groep werkers en verantwoordelijk voor het vervoeren van stenen per boot, van de kalksteenmijnen in Tura (12 km ten zuiden van Caïro) over de Nijl, naar de Piramide van Cheops. Het witte kalksteen werd voornamelijk gebruikt als bovenste deklaag van de piramide en was mogelijk ook bedekt met goud. Deze laag is nu bijna geheel verdwenen (aan de top van de piramide is nog een klein deel van het kalksteen over). Er werden ook granieten bouwstenen gebruikt, maar deze kwamen grotendeels uit Aswan, verder ten zuiden van Tura. De Piramide van Cheops werd door de oude Egyptenaren Ankhet-Khufu genoemd, wat ‘Horizon van Khufu’ betekent.
Saaie administratie?
Het Logboek van Merer lijkt in eerste instantie misschien niet heel interessant. Hij bestaat voornamelijk uit droge administratieve aantekeningen. Hieronder een voorbeeld:
‘Dag 4: vertrek uit Tura, ‘s ochtends stroomafwaarts zeilen richting Akhet-Khufu, daar overnachten. Dag 5: vertrek uit Tura in de middag, zeilen richting Akhet-Khufu. Dag 6: vertrek uit Akhet-Khufu en stroomopwaarts zeilen richting Tura. (...) Dag 11: Inspecteur Merer spendeert de dag met zijn groep werkende aan de dijk van Ro-She-Khufu. (...) Dag 13: Inspecteur Merer spendeert de dag met zijn groep werkende aan de dijk van Ro-She-Khufu.’
En zo gaat het nog wel even door. Het lijkt er sterk op dat Inspecteur Merer zijn logboek puur opstelde zodat hij aan zijn meerdere kon verantwoorden hoe hij zijn tijd besteedde. Toch hebben geschiedkundigen heel wat nieuwe informatie af kunnen leiden uit Merers administratieve notities.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Alhoewel Merer ongetwijfeld ooggetuige is geweest van de bouw van de piramide, heeft hij niets over de bouwmethoden geschreven in zijn logboek. We worden dus helaas niets wijzer over hoe de piramide precies gebouwd werd. Wel is duidelijk dat stenen aangevoerd werden per boot, en dat de piramide ook per boot bereikbaar was vanaf Tura. Tegenwoordig ligt de Nijl echter enkele kilometers verwijderd van Gizeh. Is de loop van de Nijl in de loop der jaren dan zo verschoven?
Het Bassin van Khufu
Piere Tallet denkt van niet. Hij vermoedt dat de oude Egyptenaren, die zeer vaardig waren in het aanleggen van kanalen en irrigatiesystemen, bij Gizeh een gigantisch kunstmatig meer aangelegd hebben. In het Logboek van Merer wordt namelijk vaak gerefereerd aan She-Kufu wat ‘Bassin van Khufu’ betekent. Ook komt Ro-She-Khufu vaak voor in de teksten, wat ‘Ingang van het Bassin van Khufu’ betekent. In de woestijn bij Gizeh zijn bovendien aanwijzingen gevonden van het bestaan van een dergelijk meer.
“Dag 22: spendeert de dag bij Ro-She-Khufu. Vertrekt ‘s ochtends van Ro-She-Khufu richting Akhet-Khufu. Spendeert de nacht bij de kapellen van [Akhet-]Khufu. (...) Dag 24: Inspecteur Merer spendeert de dag met het tillen van stenen met zijn groep, die geregistreerd zijn door (...) de edelman Ankhhaf, bestuurder van Ro-She-Khufu.”
Merer moest blijkbaar vaak stoppen bij Ro-She-Khufu, waarna hij weer vertrok richting de piramide, of richting Tura. Ro-She-Khufu werd blijkbaar bestuurd door een edelman genaamd Ankhhaf, die bijhield hoeveel boten en hoeveel steen de ingang van het meer passeerden. We weten dat Ankhhaf de halfbroer en vizier van de farao was. Het Logboek van Merer biedt dus voor het eerst onomstotelijk bewijs dat Khufu’s halfbroer bij de bouw van de piramide betrokken was.
Niet buitenaardse wezens maar een geavanceerde samenleving
Ook opvallend is dat Inspecteur Merer en zijn team soms de nacht spendeerden bij de piramides zelf. Dit komt overeen met de bevindingen van archeoloog Mark Lehner, die gedurende de jaren tachtig en negentig opgravingen deed in de buurt van de Piramides van Gizeh. Daar trof hij resten aan van oude wooncomplexen, die wellicht in totaal zo’n 20.000 werkers hebben kunnen huisvesten. Tot dan toe werden de piramides en de Sfinx van Gizeh als alleenstaande bouwwerken gezien in een verder totaal desolaat gebied. Dit blies dan weer leven in vreemde theorieën, zoals de theorie dat buitenaardse wezens de piramides gebouwd hadden. Lehners opgravingen, ondersteund door het Logboek van Merer, laten echter zien dat de gigantische bouwwerken van Gizeh helemaal niet alleenstaand waren, maar in een dichtbebouwd gebied stonden.
Los van een fascinerende inkijk in het leven van 4.500 jaar geleden, biedt het logboek dus allerlei nieuwe inzichten. Het oude Egypte was technologisch en administratief gezien extreem goed ontwikkeld. Niet alleen werd het vervoer van alle steen en werkers nauwkeurig bijgehouden, ook bestond er - in ieder geval tussen Tura en Gizeh - een geavanceerd systeem van waterwegen, grotendeels aangelegd door de Egyptenaren zelf.
Bronnen: Les Papyrus de la Mer Rouge I, Smithsonian Magazine.