Historisch schandaal: het bloedbad van My Lai
Op 16 maart 1968, tijdens de Vietnamoorlog (1957-1975), doodden Amerikaanse soldaten meer dan 500 burgers in My Lai, een dorp aan de oostkust van Vietnam.
Onzekerheid en gekte
Tijdens de Vietnamoorlog opereerden de Amerikanen in een verdeeld land, waarbij nooit duidelijk was wie vriend of vijand was. De Vietcong, de Noord-Vietnamese communistische militie en dus de vijand, infiltreerde in dorpen en steden van Zuid-Vietnam. Niet alleen voor spionagedoeleinden, maar ook voor aanslagen, moord en sabotage. De Amerikanen raakten hierdoor gedesoriënteerd en moesten voortdurend op hun hoede zijn. Gevoelsmatig waren ze nergens veilig en vochten ze in een omgeving die hen volkomen vreemd was. Veel Amerikaanse soldaten leefden daardoor voortdurend op het toppunt van hun zenuwen.
Foutief rapport
In maart 1968 kreeg de Amerikaanse inlichtingendienst te horen dat er in My Lai een bataljon van de Vietcong gelegerd zou zijn en dat de burgers het dorp uit gevlucht waren. Met vier compagnieën vielen de Amerikanen het dorp aan, met de opdracht de Vietcong te doden en het dorp in brand te steken. Tijdens het onderzoek dat later werd ingesteld verklaarden sommigen dat ze eenvoudigweg ‘alles wat bewoog moesten doden’. Het rapport bleek echter op één cruciaal punt volledig onjuist. Er waren wel degelijk burgers aanwezig in My Lai.
Moord, marteling en verkrachting
Toen de Amerikanen na een inleidende artilleriebeschieting het dorp binnenvielen maakten ze geen onderscheid: ze schoten op iedereen. Daarna liep het drama nog verder uit de hand. Burgers, waaronder vrouwen, kinderen en baby's, werden bij elkaar gehaald, in een greppel geduwd en doodgeschoten. Ook vonden martelingen, verkrachtingen en verminkingen plaats. Uiteindelijk landde een Amerikaanse helikopter tussen de soldaten en burgers, waardoor het schieten stopte. Er waren toen nog slechts elf dorpsbewoners in leven.
In de doofpot, uit de doofpot
In eerste instantie werd het ‘incident’, waarbij uiteindelijk meer dan 500 doden vielen, doeltreffend in de doofpot gestopt. Een onderzoek van het leger repte over hoogstens 22 burgerslachtoffers, maar hield vol dat er ook 128 Vietcong-strijders waren gedood. Pas in november 1968 en september 1969 kwam de zaak in de openbaarheid doordat twee soldaten de zaak aankaartten bij de legerleiding en de president. De pers kreeg er lucht van en de legerleiding moest optreden. Uiteindelijk werd er maar één officier veroordeeld en werden een 25 anderen vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. In 1998 kregen de soldaten in de helikopter, die tussenbeide waren gekomen, de Soldier's Medal van het Amerikaanse Congres: een onderscheiding voor soldaten die zichzelf hebben onderscheiden door moed ‘bij acties zonder feitelijk conflict met de vijand.’
Verlies van thuisfront en aanzien
De My Lai-affaire voedde de toch al groeiende publieke weerstand tegen de Vietnamoorlog. Het was, naast het Tet-offensief, een van de redenen dat de Amerikaanse troepen over zee hun ‘thuisfront’ verloren. Miljoenen mensen die al twijfelden over de noodzaak van de oorlog waren nu van mening dat de Amerikaanse aanwezigheid en oorlogsvoering in Vietnam fundamenteel onjuist en immoreel was. Terugkerende soldaten werd toegebeten dat zij babymoordenaars waren. Het schaadde ook het aanzien van de Verenigde Staten als voorvechter van vrijheid en speelde de propaganda van de Noord-Vietnamezen in de kaart.
Dit artikel is een bewerking van een eerder geplaatst artikel op IsGeschiedenis.
Bronnen:
- G. C. Herring, America’s Longest War: The United States and Vietnam, 1950 – 1975 (New York 2002).
- C. G. Appy, Vietnam: The Definitive Oral History, told from all sides (New York 2008) 343 – 353.
Afbeelding:
‘Unidentified Vietnamese women and children before being killed in the My Lai Massacre’, Ronald L. Haeberle, 16 maart 1968. [Public domain via Wikimedia Commons]