hooikoorts industriële revolutie

Hooikoorts, een industriële ziekte

Het zomerse weer is alweer begonnen. Goed nieuws voor de liefhebbers van zonnig weer, maar slecht nieuws voor de hooikoorts-patiënten. Ongeveer 20% van de Nederlanders heeft last van deze heftige reactie op pollenkorrels. Niet zo heel lang geleden was het op dit gebied beter gesteld met de wereld. Hooikoorts werd namelijk pas wijdverspreid tijdens de industriële revolutie. Maar hoe kan dat eigenlijk?

Het mysterie van hooikoorts

In de westerse literatuur werd hooikoorts voor het eerst beschreven in 1565, of zoals het toen werd genoemd: roosverkoudheid. Leonhardus Botallus van Pavia schreef over mensen die een gloeiende hekel hadden aan rozen, omdat ze er hoofdpijn, niesbuien en jeuk aan hun neus door kregen. Zeven eeuwen daarvoor beschreef Muhammad ibn Zakariya al-Razi al dat het ruiken aan een roos kon leiden tot een snotneus. Die tekst wordt vaak gezien als de eerste beschrijving van hooikoorts.

In de periode van de 17 eeuw tot de 19e eeuw was de roosverkoudheid een terugkerend, maar zeldzaam onderwerp in de medische literatuur. In 1819 kwam hier verandering doordat John Bostock als eerst de symptomen van hooikoorts volledig beschreef. Hierin stond onder andere dat in het begin of het midden van juni de symptomen in min of meerdere mate begonnen. Hoewel Bostock de symptomen goed beschreef, was er echter een groot probleem met zijn analyse van de oorzaak. De oorzaak die Bostock noemde, klopte namelijk niet. Hij dacht dat de symptomen veroorzaakt werden door hitte en zonnestralen.


Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!


Zoektocht naar de oorzaak van hooikoorts

Bostock vervolgde zijn studie over de ziekte, die hij ‘catarhuss aestivius’ noemde, in 1828. Hierin had hij twee relevante nieuwe inzichten verwerkt. Ten eerste dat ‘catarhuss aestivius’ als ziekte pas opgemerkt was in de laatste 10 à 20 jaar. Dit kan aantonen dat hooikoorts pas rond 1810-1820 aan het toenemen was. Het tweede inzicht was dat de ziekte alleen voorkwam bij de midden- en hoge klasse. Waarschijnlijk kwam de hooikoorts ook wel voor bij de onderklasse, maar kwam het meer voor bij de midden- en hoge klasse. In de tijd van de publicatie was hooikoorts nog geen fenomeen dat veel voorkwam bij de onder-, midden- en hoge klasse.

Een jaar later in 1829, kwam de Schotse chirurg William Gordon met een verklaring van de symptomen van hooikoorts die dichter bij de werkelijkheid lag dan die van Bostock. Hij stelde dat omdat de effecten ontstonden als het gras in bloei stond, de symptomen veroorzaakt werden door de geur die van de bloemen afkwam. Hierom stelde hij voor om de aandoening om te dopen tot gras astma, dit sloeg echter niet aan, ondanks dat de term accurater was dan hooikoorts.

De eerste benoeming van de correcte oorzaak van hooikoorts werd opvallend genoeg niet gedaan door een medicus maar door een patiënt. Dokter Elliotson had in 1830 in een hoorcollege verteld over één van zijn enige behandelingen van hooikoorts. De patiënt geloofde zelf dat ze last had van de pollen van het gras. Deze oorzaak werd pas vele jaren later bewezen en pas jaren daarna geaccepteerd.

De pollen hebben het gedaan

Charles Blackley, zelf een hooikoortspatiënt, publiceerde in 1873 een boek over hooikoorts gebaseerd op experimenten die hij bij zichzelf had gedaan tussen 1859 en 1871. Hieruit bleek dat pollen hooikoorts veroorzaakten. Hij selecteerde verschillende soorten pollen die hij vervolgens op verschillende manieren bij zichzelf toediende. Hij ademde ze in, legde ze onder de tong, wreef de pollen in zijn ogen, op zijn lippen of in zijn neus en wreef zelfs zijn armen en benen ermee in. Vervolgens beschreef hij hoe zijn lichaam op al die ‘behandelingen’ reageerde. Hieruit bleek dat pollen verschillende lichamelijke reacties veroorzaakten. Zo ontdekte hij dat hooikoorts niet alleen niezen en een snotneus kan veroorzaken, maar bijvoorbeeld ook een jeukende opgezwollen huid. Blackley deed ook nog experimenten waarmee hij een relatie tussen de hoeveelheid pollen in de lucht en de heftigheid van de reacties probeerde aan te tonen. 

De bevindingen werd geprezen, onder andere door medische bladen zoals The London Medical Record, The Doctor en Lancet, maar ook door niemand anders dan Charles Darwin hemzelf. De bevindingen werden echter niet door iedereen geaccepteerd en verschillende wetenschappers hielden hun eigen theorieën erop na. Herhalingen van het experiment kwamen tot dezelfde conclusie als Blackley, maar het werd pas algemeen geaccepteerd in de jaren 1880 door een experiment van de Duitse arts W.P. Dunbar. Hij diende pollen toe aan mensen met en mensen zonder hooikoorts. Hieruit bleek dat de mensen met hooikoorts een allergische reactie op de pollen hadden, terwijl dat niet gold voor de mensen zonder hooikoorts.

Blackley deed naast de oorzaak van hooikoorts, nog twee andere belangrijke ontdekkingen: het aantal hooikoortspatiënten nam toe en hooikoorts kwam vooral voor bij de goed opgeleide klasse, maar vrijwel nooit bij boeren. Voor dit laatste had hij twee mogelijke verklaringen: hooikoorts heeft alleen invloed op je als je goed opgeleid was of de boeren waren zoveel blootgesteld aan pollen dat ze er geen last meer van hadden.

Er zijn verschillende verklaringen van waarom de hooikoorts zich vooral in de stad verspreidde tijdens de industriële revolutie, die waarschijnlijker zijn dan Blackley’s voorstellen. We kunnen echter niet met zekerheid zeggen of dit ook echt de oorzaken waren.

De eerste mogelijke oorzaak is dat het immuunsysteem van kinderen op het platteland waarschijnlijk meer op de proef gesteld werden dan de kinderen van stedelingen. Als je immuunsysteem minder getraind was, kon dit er ook voor zorgen dat het immuunsysteem heftig ging reageren op ongevaarlijke stoffen, zoals pollen. Hierdoor was er waarschijnlijk ook minder sprake van hooikoorts bij de onderklasse.

Een tweede mogelijke oorzaak was de trend op het platteland destijds, waar er minder pollenrijk raaigras geteeld werd en het minder pollen uitstotende boekweit meer geteeld werd. In de stad was het weer de trend dat er lokaal raaigras geteeld werd, waardoor er in de stad meer pollen waren dan op het platteland. Dus doordat veel mensen in de stad een zwakker immuunsysteem hadden dat minder goed was in het herkennen van gevaarlijke stoffen en er in steden sprake was van een grotere hoeveelheid pollen in de lucht dan op het platteland, nam de hooikoorts juist daar toe.

Hooikoorts is niet van alle tijden. Het was tot en met de 19e eeuw een zeer zeldzame aandoening. Dat de allergie voor pollen nog steeds toeneemt, komt waarschijnlijk door verbeteringen van de hygiëne en dat kinderen minder buitenspelen. Door die twee factoren wordt hun hun immuunsysteem minder op de proef gesteld waardoor mensen op latere leeftijd gevoeliger worden voor heftige reacties op ongevaarlijke stoffen. Een ander probleem is de biodiversiteit. Bijna al het gras dat in de Nederlandse weilanden groeit, is Engels raaigras, wat veel pollen uitstoot. Het terugdringen van hooikoorts wordt hierdoor een lastige taak.

Meer lezen over de geschiedenis van hooikoorts: klik dan hier

Bronnen:

Afbeelding:

Via Flickr door Chemist 4 U (CC BY 2.0)

Ook interessant: 

Rubrieken: 

Landen: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!