Na geld komt schuld
Economen hebben een hardnekkig verhaal over het ontstaan van geld geïntroduceerd, dat tot op de dag van vandaag op scholen wordt gedoceerd. Volgens de gangbare economische geschiedenis zou geld pas zijn ontstaan ná de invoering van ruilhandel. Dit verhaal klopt echter niet. Niet ruilhandel, maar schuld ging namelijk vooraf aan de totstandkoming van geld.
Het welbekende verhaal van de totstandkoming van onze moderne economie ging als volgt. Eerst was er ruilhandel. We ruilden bijvoorbeeld drie schapen voor een koe. Een verfijnde versie van het verhaal beschrijft daarnaast het belang van agrarische bulkgoederen. Hierbij worden bijvoorbeeld zes zakken graan tegen een geit geruild. Graan is gemakkelijker deelbaar dan schapen en koeien. Toch was dit een onhandig en inefficiënt systeem. Als de tandarts vlees wilde hebben moest hij op zoek naar een slager met kiespijn.
Ontstaan geld
Het onhandige en inefficiënte systeem van ruilhandel werd vervolgens vervangen door goud, zilver, en geld. Het grote voordeel van geld (en goud en zilver) was dat je het in grote en kleine hoeveelheden kon meenemen op reis. Dat was handig voor de internationale handel. Daarnaast kon je het ‘breken’ en een heel precies bedrag betalen.
De economische relatie tussen mensen veranderde: de tandarts hoefde niet meer op zoek te gaan naar die ene slager met kiespijn om een ham te kopen in ruil voor een behandeling. Hij kon zijn ham nu ook betalen met het geld dat hij kreeg van de werkster met een rotte kies. Vervolgens gingen mensen geld van elkaar lenen tegen rente.
Er ontstond krediet, schuld en rente. Er ontstonden banken die het geld bewaarden voor de eigenaren en geld uitleenden tegen rente. Zo vormde zich een nieuwe, moderne wereldeconomie gebaseerd op geld en rente.
Titel: | Van Solidus tot Euro - Geld in Nederland in economisch-historisch en politiek perspectief |
Redactie: | E.H.P. Cordfunke |
ISBN: | 9065508295 |
Uitgever: | Verloren |
Prijs: | €19,- |
Opkomst van schuld
Dit is de historische lijn die vaak geschetst wordt, van ruilhandel naar geld en naar krediet. Er klopt alleen helemaal niets van. Het was namelijk precies andersom. Eerst was er schuld en krediet en pas daarna kwam het geld.
In plaats van een historicus was er een antropoloog met grote belangstelling voor geschiedenis voor nodig om het oude verhaal over het ontstaan van geld naar het land der fabelen te verwijzen. De Amerikaan David Graeber schreef in Debt: The First 5,000 Years (2011) dat nog nooit een onderzoeker een ruiltransactie in de orde van vijfentwintig kippen voor een kalf heeft kunnen traceren.
In kleine gemeenschappen bestond er weliswaar het idee van ruilhandel, maar die was ‘op krediet’. Mensen hielden ongeveer bij wat er gekocht en geruild werd tegen welke waarde of arbeid. Hierdoor ontstonden schuldrelaties. Schuld bestendigde de relatie tussen heren en leenmannen, tussen boeren en herenboeren en tussen ambachtslieden onderling. In samenlevingen waar mensen elkaar kenden, speelde vertrouwen een grote rol. In deze samenlevingen was er geen noodzaak om over te gaan tot ruilhandel of de introductie van geld.
Noodzaak voor geld
Er bestond wel ruilhandel waarbij bijvoorbeeld kamelen voor paarden of stenen werden verhandeld. Maar dit gebeurde vrijwel uitsluitend wanneer mensen met onbekende buitenstaanders handelden. Ruilhandel was nodig, omdat je nooit zeker wist of de handelsreiziger nog een keer terug kwam. Daarom was het beter om de rekening meteen te vereffenen.
De conclusie moet dus luiden: eerst was er schuld, daarna ontstond er geld.
Goddelijke kredieten
Omdat banken dienden als voornaamste verstrekkers van leningen, ging de ontwikkeling van schuld hand in hand met de ontstaansgeschiedenis van banken.
Bij de eerste grote beschavingen - zoals in het oude Babylonië, Egypte, Griekenland en Rome - dienden tempels als lokale bank. Omdat gebedshuizen dag en nacht werden bewaakt, werden tempels door de lokale bevolking gezien als bijzonder veilige locaties om geld te bewaren. In de oudheid waren gebedshuizen dus niet alleen spirituele centra, maar vormden zij ook het financiële zwaartepunt van een stad. In de oudheid werden tempels dan ook regelmatig getroffen door plunderingen.
Naast het bewaren van geld, besloten veel tempels het aan hen vertrouwde geld uit te lenen. Zij gingen zich dus gedragen als banken. Tegelijkertijd boden rijke koopmannen eveneens leningen aan, al verleenden zij kleinere kredieten dan het personeel van de tempels.
Oprichting centrale banken
Na de val het Romeinse Rijk, bleef de infrastructuur van de banken overeind. De katholieke kerk nam de rol van belangrijkste kredietverstrekker over, en ook de Tempeliers waren tot op zekere hoogte actief als bankiers. Tijdens de Middeleeuwen zouden ook de eerste investeringsbanken ontstaan, die krediet verleenden aan handelaren in bulkgoederen.
Omdat vorsten met enige regelmaat grote bedragen moesten lenen om te betalen voor hun oorlogen, bedachten Europese regeringen vanaf de zeventiende eeuw een nieuwe manier om zichzelf te financieren: de centrale bank. Zo werd de Bank of England in 1694 opgericht om leningen te verstrekken aan de overheid. In ruil voor kredieten, kreeg de Bank of England het alleenrecht om bankbiljetten te produceren - een alleenrecht dat tot op de dag van vandaag in handen is van de Engelse centrale bank.
Bronnen:
- "A Brief History of Banks." Localhistories.org.
- "The Evolution of Banking Over Time." Investopedia.
- "The History of Banks." Worldbank.org.ro.
Afbeelding: