Normen in de Tweede Kamer
"Mag ik zelf bepalen of ik afgeleid word of niet?"
Aldus staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten (CDA) gisteren tegen voorzitter Smeets. Tijdens een commissievergadering over het persoonsgebonden budget (PGB) liepen de gemoederen hoog op. Voorzitter Smeets onderbrak de toespraak van Veldhuijzen even om de tribune tot stilte te manen, maar hier was de staatsecretaris niet van gediend. Ze legde haar hand op de mond van Smeets en sprak “Mag ik zelf bepalen of ik afgeleid word of niet?”. Inmiddels heeft Veldhuijzen laten weten dat ze het incident betreurt, want “het is natuurlijk aan de voorzitter om de orde te bewaren”.
In de negentiende eeuw dacht men daar echter totaal anders over. De politici moesten er toen bijvoorbeeld niet aan denken dat een voorzitter het recht kreeg om een Kamerlid het woord te ontnemen. Pas nadat er in 1846 een debat bijna uitliep op een zwaardgevecht werd er alsnog besloten om de Kamervoorzitter meer rechten te geven. Inmiddels is er in artikel 58 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer vastgelegd dat een voorzitter mag ingrijpen wanneer “een lid of een minister beledigende uitdrukkingen gebruikt, de orde verstoort, zijn plicht tot geheimhouding schendt of instemming betuigt dan wel aanspoort tot onwettige handelingen.”
Bron: Parlement.com