Olympische Spelen in de Oudheid
Ondanks verscheidene oorlogen hadden de Grieken in de Oudheid nooit problemen met het organiseren van de Spelen.
In tegenstelling tot de huidige Spelen, die iedere vier jaar ergens anders plaatsvinden, vonden de Olympische Spelen in de Oudheid namelijk altijd plaats op dezelfde plek: Olympia. Volgens de Griekse mythologie was dit de plek waarop de godenzoon Herakles, na het voltooien van zijn twaalf werken, een feest organiseerde ter ere van zijn vader, Zeus.
Oorsprong
De eerste Olympische Spelen in 776 voor Christus bestonden slechts uit één onderdeel: een hardloopwedstrijd over 190 meter. Het evenement werd gehouden ter ere van de oppergod Zeus en was alleen toegankelijk voor mannen. Vanaf 720 voor Christus waren alle atleten verplicht om naakt deel te nemen aan de Spelen. Dit gebeurde niet alleen om het geslacht van de sporter te controleren, maar ook omdat de Grieken veel waardering op konden brengen voor de schoonheid van het menselijk lichaam. Niet iedereen kon hier echter van meegenieten, want voor getrouwde vrouwen was ook het toeschouwen van het evenement verboden. Vanaf de zesde eeuw voor Christus organiseerden zij daarom in Olympia hun eigen Spelen ter ere van Hera, de vrouw van Zeus.
Groei van de Spelen
Vanaf de vijfde eeuw voor Christus ontwikkelden de Olympische Spelen zich langzaam van een regionale wedstrijd tot een evenement voor alle Griekse steden. Steeds meer atleten reisden af naar Olympia om in de naam van hun stad een lauwerkrans te winnen. Daarnaast werden er ook steeds meer nieuwe sporten toegevoegd aan de Spelen, waaronder worstelen, de vijfkamp, paardenrennen en boksen. Uiteindelijk nam de duur van het evenement dan ook toe van één naar vijf dagen, waarvan de laatste was gereserveerd voor een banket ter ere van Zeus. Naast de Spelen zelf werd ook het complex rondom het evenement gedurende de eeuwen steeds groter. Er kwamen trainingscomplexen, stenen tribunes, een Olympisch stadion en zelfs een renbaan voor de paarden. De belangrijkste uitbreiding was echter de constructie van de grote tempel voor Zeus rond 456 voor Christus. Het bouwwerk was namelijk voorzien van een negen meter hoog marmeren standbeeld van de Oppergod en was daarmee één van de zeven klassieke wereldwonderen .
Regels
Vanwege het grote culturele en religieuze belang van het evenement kenden de antieke Olympische Spelen een aantal strenge regels. Zo waren alle atleten verplicht een eed af te leggen voordat ze mochten deelnemen, waarin ze zwoeren dat ze minstens tien maanden getraind hadden. Daarnaast moesten de atleten een flinke boete betalen als ze tijdens hun wedstrijden betrapt werden op vals Spelen. Van dat geld werd vervolgens weer een nieuw standbeeld van Zeus gemaakt, om zo de sporters te herinneren aan het feit dat de Oppergod ‘zijn’ Spelen altijd in de gaten hield. Tot slot waren de deelnemende Griekse steden verplicht om tijdens de Olympische Spelen een wapenstilstand te handhaven. Hiermee werd echter niet voorkomen dat het sportevenement nog regelmatig het toneel was van politieke intriges. Zo beschrijft de Griekse historicus Pausanias het verhaal van de atleet Sotades, die zich tijdens de Spelen liet omkopen om voor een rivaliserende stad uit te komen.
Afschaffing
In de tweede eeuw voor Christus werd Olympia, net als de rest van de Griekse steden, veroverd door de Romeinen. Aanvankelijk gingen de Olympische Spelen gewoon door onder de Romeinse heerschappij, met als enige verschil dat voortaan alle burgers van het Romeinse rijk mochten deelnemen, in plaats van alleen de Grieken. In 393 na Christus maakte keizer Theodosius I echter alsnog een einde aan het evenement. Hij was namelijk een overtuigd christen en zag de Spelen ter ere van Zeus als een heidense traditie die verboden moest worden. De eerste officiële Olympische Spelen vonden daarna pas weer plaats in 1896 in Athene. Sindsdien worden ze iedere vier jaar in een ander land gehouden, waaronder in 1928 in Nederland.