Paasopstand in Dublin 24 april 1916
Op Tweede Paasdag 1916 riep een groep Ierse nationalisten in Dublin de onafhankelijkheid van de Ierse Republiek uit. In de dagen die volgden ontketende zich een opstand, bekend als de Paasopstand, die grote gevolgen had voor de Ierse geschiedenis.
Geen vertrouwen in Groot-Brittannië
Sinds de Ierse hongersnood (de Great Famine) in de periode 1845-1850 ontstonden er groeperingen in Ierland die het vertrouwen in het Britse gezag verloren hadden en hier tegen in verzet kwamen. Door middel van de Home Rules voorzag de Britse regering aan het einde van de negentiende eeuw in de breed gedragen wens van de Ieren om een eigen regering te hebben. Door deze Home Rules kreeg Ierland weliswaar meer autonomie, maar bleef zij onderdeel van Groot-Brittannië. Sommige Ieren namen hier genoegen mee, maar het verlangen naar gehele onafhankelijkheid bleef bestaan in de maatschappij.
Irish Republican Brotherhood
De nationalistische Irish Republican Brotherhood (IRB), onder leiding van onder andere Patrick Pearse en Tom Clarke, was verantwoordelijk voor de Paasopstand. De IRB was de ‘harde kern’ van de grotere organisatie de Irish Volunteers. Het geheime genootschap IRB had één doel: een vrij Ierland. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak zagen de IRB-leden dit als een uitgelezen kans om hun doel te bewerkstelligen. Het Britse leger zou zich door de oorlog hoofdzakelijk bezighouden met het Europese vasteland en er zouden dus minder troepen aanwezig zijn tijdens de geplande opstand.
Zoeken naar steun
Als clandestiene organisatie was het moeilijk om leden en fondsen te werven voor de IRB en daardoor hadden ze weinig aanhang. Ze werden onder andere gesubsidieerd door Ierse Amerikanen en kregen wapens geleverd door Duitsland. Duitsland zag in de Ierse rebellie een strategisch voordeel: het zou de aandacht van de Britten deels afleiden van de oorlog wanneer zij werden geconfronteerd met problemen binnen hun eigen rijk.
De Paasopstand
Door een gebrek aan organisatie kwam er slechts een derde van het verwachtte aantal demonstranten van 5000 op 24 april 1916 opdagen. De rebellen maakten hun opmars naar Dublins centrum en namen beslag op verschillende overheidsgebouwen. De IRB kon op weinig steun rekenen van de bevolking van Dublin en stonden er dus alleen voor. Desondanks proclameerde Pearse de onafhankelijkheid van Ierland, maar werd het zwijgen opgelegd door het arriveren van Britse troepen en politie.
Gevolgen Paasopstand
De opstand duurde voort tot 30 april 1916 en eiste vierenzestig levens aan de kant van de rebellen en honderdvierendertig militairen en politiemensen stierven tijdens de gevechten. Vijftien rebellenleiders werden gearresteerd en later ter dood veroordeeld. Al had de Paasopstand dramatische gevolgen en miste het zijn doel, de opstand had wel degelijk impact op de Ieren. Ook al kon de IRB op weinig sympathie rekenen tijdens de opstand, ontstond er nadien grote verontwaardiging binnen de maatschappij over de gebeurtenissen die plaats hadden gevonden tijden de Paasopstand. De manier waarop de nationalisten waren aangevallen door het Britse leger tijdens de opstand werd door vele burgers afgekeurd.
De strijd om onafhankelijkheid duurt voort
De nationalistische sentimenten die mede door de opstand steeds sterker werden in de Ierse samenleving hadden als gevolg dat de anti-Britse partij Sinn Féin in 1918 de verkiezingen won. Hierna was Ierland van 1918 tot en met 1921 in een onafhankelijkheidsoorlog met de Britten verwikkeld. De Irish Volunteers, met inbegrip van de IRB, werden gezien als het leger van Sinn Féin en kregen de naam IRA (Irish Republican Army). Het ondertekenen van het Anglo-Ierse Verdrag, ook wel The Treaty, maakte een einde aan de Ierse onafhankelijkheidsoorlog door grote delen van Ierland als onafhankelijk aan te wijzen.