Tramstaking Amsterdam
Het openbaar vervoer in Amsterdam ligt vandaag plat. In de hoofdstad rijden geen bussen, metro's en trams omdat het vervoersbedrijf GVB actie voert tegen de kabinetsplannen om het openbaar vervoer in de drie grote steden aan te besteden en grootschalige bezuinigingen in de sector door te voeren. In 1955 was er ook sprake van een tramstaking in Amsterdam.
De geleide loonpolitiek van de regering zorgde in 1955 voor grote onvrede onder het trampersoneel in Amsterdam. Er was sprake van een strenge loonmatiging. De lonen bleven gelijk maar de prijzen stegen. Ook heerste er onvrede over de uitbetaling van overwerk en de slechte werkomstandigheden. De onvrede was door de erkende bonden al aangekaart bij de gemeente, maar resultaat bleef uit.
De Tramstaking
De tramstaking duurde van 31 maart tot en met 4 april 1955. Op 1 april waren bovendien nog tal van andere gemeentediensten tot staking over gegaan, zoals het personeel van de stadsreiniging, stratenmakers, vrachtrijders en arbeiders van de dienst Havens- en Hansdelsinrichting. Op 1 april ging 4.000 man in staking voor verhoging van het loon.
Het personeel mocht officieel niet staken, aangezien het ambtenaren waren. De Burgemeester van Amsterdam was hun werkgever en die maakte duidelijk in een brief dat de mensen weer aan het werk moesten. Anders zouden er ontslagen vallen. De stakers lieten zich echter niet intimideren en zetten hun staking nog vier dagen door. De vakbonden steunden de stakers niet en de publieke opinie was tegen de stakers gekant. In een tijd van de Koude Oorlog was de angst voor communisme groot, waardoor stakingen als deze al snel in een communistisch hokje geplaatst werden. De staking had een massaal karakter en ontving wel grote solidariteit van de Amsterdamse bevolking.
Ontslagen
De gemeente nam ondertussen maatregelen door het leger het vuilnis te laten ophalen en de busdiensten over te nemen. Uiteindelijk besloten de stakers om na vijf dagen de staking te beëindigen. Er was een belofte gedaan dat er opnieuw over de lonen onderhandeld zou worden. Desondanks werden alle stakers na de actie ontslagen op grond van een stakingsverbod voor ambtenaren.
Burgemeester D’Ailly zei over het ontslaan van de stakers in een raadsvergadering op 13 april: “Men noemt dit in sommige kringen rancune en elders represaille, doch burgemeester en wethouders noemen het een maatregel die noodzakelijk is om een toekomstige storing van de importante diensten van de overheid te verhinderen.” Uiteindelijk werd het merendeel weer aangenomen. Toch werden 61 stakers niet meer in dienst genomen. In de jaren na de staking werden de eisen uiteindelijk ingewilligd. Pas vanaf 1980 was het voor ambtenaren toegestaan te staken. De stakers van1955 die ontslagen waren, kregen in de jaren '80 een schadevergoeding.
Afbeeldingen:
- Foto: By Harry Pot / Anefo [CC0], via Wikimedia Commons