Opstand

Unieke zelfgeschreven brieven van de opstand van Berbice tentoongesteld

Stemmen van totslaafgemaakten ontbreken vaak in de officiële geschiedschrijving, maar door de brieven van rebellenleider Coffy worden ze nu gehoord. Hij leidde op 23 februari 1763 de opstand van Berbice, waarbij de totslaafgemaakten in opstand kwamen tegen hun opzichters. En nu worden zijn unieke brieven in het Nationaal Archief tentoongesteld. Wat gebeurde er precies tijdens die opstand?

Het toenmalige gekoloniseerde gebied bestond uit drie delen, vernoemd naar drie grote binnenlandse rivieren: de Essequibo, de Demerary en dus de Berbice, nu het huidige Guyana, gelegen tussen Suriname en Venezuela. Elk deel had een eigen Nederlandse gouverneur. De totslaafgemaakten verbouwden er onder andere koffie, suiker en katoen voor de Hollanders. Het broeide al een tijdje in de kolonie voor het begin van de opstand op 23 februari 1763. In 1762 omvatte de bevolking van de Nederlandse kolonie 3833 totslaafgemaakte Afrikanen, 244 indianen en andere inheemse volkeren en 346 blanken. De Zevenjarige Oorlog, een wereldwijd conflict dat speelde tussen 1756 en 1763 waarbij Frankrijk en Groot-Brittannië streden om wereldheerschappij, hinderde de handel tussen de Republiek en de koloniën in Zuid-Amerika. Daardoor kwamen er minder voorraden in de kolonie aan. Dit leidde weer tot grote honger en onvrede onder de slavenbevolking.  

De kleine opstand van 1762

Later dat jaar brak er een ziekte uit in de kolonie. De epidemische ziekte, waarschijnlijk dysenterie, teisterde het gebied van 1757 tot 1765. De Gouverneur van Berbice, Wolfert Simon van Hoogenheim, beschreef in zijn brieven de ziekte als koorts en af en toe als ´loop´. Veel slaven en kolonisten overleden aan de ziekte en dat zorgde voor een grote onrust. Op 3 juli 1762 vertrok Laurens Kunckler, de eigenaar van de plantages Goedland en Goed Fortuin, naar Fort Nassau, de hoofdstad van de kolonie. De totslaafgemaakten grepen deze mogelijkheid aan om de plantage te plunderen en het huis van Kunckler in brand te steken. Gewapend met buskruit, kogels en musketten verstopten ze zich vervolgens in de bossen. Maar lang konden ze zich niet verstoppen. Al snel werd luitenant Thielen door Van Hoogenheim samen met een korporaal en twaalf soldaten achter hen aangestuurd. Het lukten de totslaafgemaakten twee keer om de aanval af te slaan, maar enkele dagen laten werden ze in een hinderlaag gelokt. Het grootste deel van de opstandige totslaafgemaakten werd vermoord, slechts een paar wisten te ontsnappen. Een van hem werd later alsnog gepakt en geëxecuteerd in Fort Nassau.


Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!


De grote opstand

Na het neerslaan van deze opstand bleef de sfeer in de kolonie gespannen. De totslaafgemaakten bleven honger lijden en hadden vaak te maken met harde straffen. De opzichters wisten immers dat ze in de minderheid waren, uit angst traden ze dus met harde hand op. Daarbij kwam dat het aantal plantages langs de vruchtbare rivieroevers explosief bleef groeien met als gevolg een grotere toevoer van slaven, die onder hetzelfde regime tewerk werden gesteld. Op 23 februari 1763 bereikten de spanningen een kookpunt. 73 totslaafgemaakten trokken van plantage Magdalenenburg naar de velden. Vlak voordat ze aan het werk zouden gaan doodden zij de timmerman en een opzichter en staken ze het plantagehuis in brand. Dit was het begin van de opstand, die aangevoerd werd door de jonge vrijgevochten slaaf Coffy. Hij was vermoedelijk in Berbice terechtgekomen nadat hij als kind verkocht was aan mensenhandelaren in West-Afrika. Hij was een getraind vechter en werd vertrouwd door de totslaafgemaakten. Onder zijn leiding zette de opstand zich door en doordat hij zijn mensen bewapende, had de groep al snel meer slagkracht dan de troepen van Van Hoogenheim. Binnen enkele dagen had het grootste deel van alle totslaafgemaakten van alle particuliere plantages in Berbice, zich bij de opstand aangesloten. Met geweld dwongen zij ook de totslaafgemaakten van de sociëteitsplantages om in opstand te komen.

Nadat plantage na plantage werd overgenomen door Coffy en zijn mensen, besloten de kolonisten noordwaarts te vluchten richting plantage De Peerenboom en de hoofdstad Fort Nassau. En het duurde niet lang voordat ook de opstandelingen de plantage en de hoofdstad hadden bereikt. Op 3 maart 1763 was De Peerenboom helemaal omsingeld. Zeshonderd opstandelingen stonden hier tegenover zestig gevluchte Europeanen. Een dag lang konden de Europese kolonisten de aanval tegenhouden, maar op 4 maart werden zij alsnog overmeesterd en gevangengenomen. De meest vreselijke verhalen doen de ronde over de behandeling van de opzichters door de opstandelingen. Zo zouden er meerdere mensen zijn geradbraakt en zou een erg gehate opzichter zelfs levend gevild zijn. De Europeanen die nog niet in de handen van de opstandelingen waren gevallen kregen het bevel van Van Hoogenheim om op 8 maart Fort Nassau in brand te steken en stroomafwaarts te trekken richting Fort Sint-Andries, het huidige New Amsterdam.

Opstand

Poging tot vrede

Na de verwoesting van Fort Nassau was Coffy zeker van zijn overwinning. De Hollanders hadden verloren. Hij riep zichzelf uit tot nieuwe gouverneur van Berbice, met als rechterhand kapitein Akara. Op 2 april schreef hij Van Hoogenheim een brief waarin hij zijn redenen voor de opstand beargumenteerde en aangaf dat hij bereid was om te onderhandelen. Hij had volgens Coffy niets van de Afrikanen te vrezen zolang hij meewerkte. Coffy stelde voor om het land te verdelen tussen de Afrikanen en de blanken. Veel van zijn aanhang was het hier echter niet mee eens, en dat merkte ook Van Hoogenheim. Daarom stelde hij zijn antwoord nog even uit en wachtte hij ondertussen hulp van buitenaf. En dat werkte. In het kamp van Coffy bleef de onvrede over de leider van de opstand groeien en stond er een nieuwe leider op, genaamd Atta. Steeds meer opstandelingen keerden Coffy de rug toe en schaarden zich achter Atta, die op zijn beurt een bondgenootschap aanging met Coffy´s rechterhand Akara. Op 19 oktober 1763 kwam het tot een confrontatie tussen de aanhangers van Coffy en die van Atta en Akara, en de laatsten wonnen. Coffy besloot daarop gedesillusioneerd zelfmoord te plegen.

Mede door de onderliggende verdeeldheid en de aanhoudende honger bij de rebellen lukte het de kolonisten om de plantages te heroveren en militaire posten op te zetten. Akara werkte uiteindelijk samen met de Hollanders en heeft er mede voor gezorgd dat er zo´n zeshonderd slaven terug in Nederlandse handen werden gebracht. Op 23 maart 1764 kwam er definitief een einde aan de opstand na een aanval op het leger van rebellenleider Accabre. Bij de herovering van de kolonie kwamen naar waarschijnlijkheid meer dan 1800 slaven om. Op 14 april van dat jaar werd ook Atta, die werd gezien als een van de bruutste rebellenleiders, gevangengenomen en werd hij samen met 32 andere rebellenleider op 27 april op een gruwelijke manier publiekelijk geëxecuteerd. Hij werd vastgebonden aan een paal waar hij omheen kon lopen en met gloeiende tangen werd er om de acht minuten een stuk vlees van zijn lichaam gescheurd. Zij executie duurde ruim drie uur, daarna werd hij gedurende een half uur langzaam levend verbrand.

Nalatenschap

In het huidige Guyana is men Coffy nog niet vergeten. Hij is een ware nationale held geworden met een eigen monument in de hoofdstad Georgetown. Het begin van de opstand op 23 februari is zelfs een nationale feestdag in het land. Zijn strijd en zijn verhaal laten zien dat de totslaafgemaakten in die tijd niet zomaar alles lijdzaam ondergingen. Ze waren ook in staat om in opstand te komen en zich te verzetten tegen de onrechtvaardige behandeling waar ze mee te maken kregen.

De brieven die hij schreef tijdens de opstand zijn bewaard gebleven en worden nu tentoongesteld door het Nationaal Archief. Unieke stukken die de stemmen van de totslaafgemaakten laten horen.

Bronnen:

Ook interessant: 

Landen: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

De wieg van de Zijderoute

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 4 april 23:59 u. een abonnement.

cover GM3

Het extra dikke nummer van Geschiedenis Magazine verschijnt omstreeks 18 april. Neem vóór donderdag 4 april 23:59 u. een abonnement om dit nummer zonder verzendkosten te ontvangen. 

Vergeten D-Day: Italië, 1943

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 4 april 23:59 u. een abonnement.

Lees het eerste jaar Geschiedenis Magazine extra voordelig én kies een welkomstcadeau!

GM 2 cover - nu in de winkel

Het tweede nummer van 2024 is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt