Geschiedenis van de Cito-toets
Deze week werken veel groep-8 leerlingen in Nederland aan de Cito-toets, of liever gezegd: de eindtoets basisonderwijs. Het is waarschijnlijk het laatste jaar dat de cito toets als een centrale eindtoets wordt afgenomen: de toets gaat flink veranderen. Maar wat is de geschiedenis van de Cito-toets? Het oorspronkelijke idee van een nationale Cito-toets ontstond al in 1958.
In februari 1958 ging Adriaan de Groot, hoogleraar toegepaste psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, op studiereis naar de Verenigde Staten. Tijdens die reis bracht hij onder andere een bezoek aan Educational Testing Service (ETS), een privaat bedrijf dat zich richtte op het ontwikkelen van intelligentietesten voor leerlingen op de basisschool en middelbare school. Na zijn terugkeer begon hij zich, samen met een aantal andere hoogleraren, in te zetten voor de invoering van een soortgelijke test in Nederland. Aanvankelijk kreeg het initiatief echter veel kritiek vanuit de samenleving. Zo zou het ongepast zijn om een kind op een dergelijke manier te meten en paste de toets niet in de Nederlandse onderwijscultuur.
Toch kwam er halverwege de jaren ’60 steeds meer vraag naar een methode om het niveau van basisschoolleerlingen te testen. Zo ontwikkelde De Groot in 1966 in opdracht van de gemeente Amsterdam de Amsterdamse Schooltest, die uiteindelijk op alle openbare basisscholen in de stad werd afgenomen. Twee jaar later werd een nationaal toetsingsinstituut, het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO), opgericht. Het bedrijf, dat zich vestigde in Arnhem en werd verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een test om basisschoolleerlingen een passend advies te geven over de voor hen meest geschikte vervolgopleiding. De populariteit daarvan groeide, in 1970 werd het idee van de Amsterdamse Schooltest nationaal uitgegrold, onder de naam Schooltoetsen Basisonderwijs. Hoewel er enkele jaren eerder dus veel kritiek op dergelijke toetsen kwam, werd de eindtoets steeds populairder en deden meer en meer scholen er aan mee. In 1974 veranderde de naam van de toets in Eindtoets Basisonderwijs. Al werd de toets in de volksmond veel bekender onder de naam Cito-toets.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Zakken kon niet
De toets was geen 'eindexamen', maar een test waarmee aan de hand van een aantal vakken het door de leerling behaalde niveau werd vastgesteld. Zakken kon dus niet. Het ging er puur om dat er op een zo objectief mogelijke manier een niveau werd vastgesteld. Daarom hanteerde de toets ook geen uitslagcijfers die van 1 tot 10 liepen, maar een puntensysteem dat van 501 tot 550 liep.
Geen verplichte toets
Het aantal scholen dat meedeed aan de toets nam dus na verloop van tijd toe en naarmate de jaren vorderden, werd de toets steeds bekender (en beruchter). In 1990 maakten zo'n 100.000 leerlingen de toets. In 2019 waren dat er 178.000. De toetsen werden echter niet verplicht.
Dat veranderde in het schooljaar 2014/2015. Toen werd een eindtoets aan het einde van de basisschoolperiode verplicht, maar dat betekende niet dat automatisch iedereen de Cito-toets moest maken. ER werden verschillende eindtoetsen van verschillende organisaties ingevoerd, waarvan scholen de toets konden kiezen die het beste aansloot bij hun visie. Die toetsen moesten wel worden goedgekeurd door het Ministerie van Onderwijs.
De toetsen kregen ook een andere rol in het geven van een schooladvies. Voordien gaven leerkrachten een advies op basis van de Cito-toets en hun eigen kennis van de leerling. Nu moeten scholen al voor het begin van de eindtoets al duidelijk maken naar welk middelbareschoolniveau een leerling het beste kan doorstromen. Dit advies is leidend, de eindtoets geldt dan als een tweede advies.
Kritiek op de eindtoets
Maar hoewel het toetsensysteem dus groeide en uiteindelijk verplicht werd, nam de kritiek die al in de jaren 60 klonk niet af. In zekere zin nam de kritiek op de toetsen zelfs toe. Eén van de belangrijkste bezwaren van zowel ouders als leerkrachten richt zich op het feit dat de test slechts een momentopname is, en dus geen volledig beeld geeft. Doordat het belang van de toets steeds groter werd, gingen zaken als zenuwen en zelfs faalangst een grotere rol spelen tijdens de toets. Daarnaast zou het beeld dat door de toets naar voren komt, ook niet per se het correcte niveau van de leerling weergeven. De toetsuitslag gaf dan wel het niveau van kennis en een aantal vaardigheden weer, maar kon de sociaalemotionele ontwikkeling van een kind niet goed weergeven. Daarnaast ontstonden er door verschillende voorbereidingstrajecten ook onredelijke verschillen in de uitslag. Ouders die dat konden en graag een hoog advies voor hun kind zagen, stuurden hun kind naar allerlei examentrainingen die zich specifiek op de toets richtten. Daardoor kon het gebeuren dat de toetsuitslag het niveau van de leerling niet meer helemaal correct weergaf.
Steeds meer mensen waren het er over eens dat de toets aan een grondige herziening toe was. Die verandering zit eraan te komen met het schooljaar 2023/2024. De eindtoets verandert dan in een doorstroomtoets en wordt minder bepalend voor het schooladvies. In de nieuwe toets zal een leerkracht al voor de toets een advies uitbrengen. De doorstroomtoets zou zo’n advies nog een beetje naar boven kunnen bijstellen tot een definitief schooladvies. Daarmee kan een leerling zich aanmelden op een nieuwe middelbare school.