Geen afbeelding beschikbaar

Joodse kalender

Van oudsher heeft de mens de behoefte gehad om een systeem te vinden in de wisseling van de jaargetijden. Met name na de opkomst van de landbouw was het essentieel om te weten in welke periode van het jaar men leefde, zodat men wist wanneer men moest zaaien en oogsten. In de loop der tijd hebben verschillende beschavingen daarom hun eigen kalenders en jaartellingen opgesteld. De Joodse kalender speelt tot op de dag van vandaag een grote religieuze rol binnen het Jodendom.


De Joodse of Hebreeuwse jaartelling begint met de schepping van de wereld, die op grond van de Tenach heeft plaatsgevonden in het jaar 3761 voor Christus. Het grootste gedeelte van de Hebreeuwse kalender is overgenomen van de Babylonische kalender ten tijde van de Babylonische ballingschap van de Joden (6e eeuw voor Christus). Zo volgt het Joodse jaar, evenals het Babylonische, de maancyclus, wat inhoudt dat iedere maand in principe 29.5 dag duurt. Op basis van dit systeem bestaat het jaar uit 354 dagen verdeeld over twaalf maanden, die afwisselend 29 of 30 dagen lang zijn.


Volgens de Thora begint het nieuwe jaar halverwege maart met de maand ‘nisan’, die vernoemd is naar de Babylonische maand ‘arah nisanu’. Een jaar later eindigt de kalender met ‘adar’ naar de Babylonische variant ‘arah addaru’. Rond het jaar 359 na Christus besloot de Hebreeuwse prins Hillel II echter over te stappen op een nieuw systeem op basis van de cyclus van Meton. Voortaan moest de Joodse kalender gelijk lopen met de zonnekalender en dus moesten er elf dagen toegevoegd worden. Dit gebeurde door de invoering van een cyclus van negentien jaar, waarin het derde, zesde, achtste, elfde, veertiende, zeventiende en negentiende jaar allen een schrikkelmaand kenden, genaamd ‘adar 2’. Tevens ontstond er rond deze tijd ook een nieuwe kalender op basis van de Misjna, de mondelinge leer, waarbij het jaar halverwege september begint met de maand ‘tisjrie’ en een jaar later eindigt met ‘elloel’.


Vandaag de dag wordt de Misjna variant van de Hebreeuwse kalender vrijwel uitsluitend gebruikt voor de viering van Joodse feestdagen. Zo begint het jaar traditioneel met het feest van Rosj Hasjana, dat ‘hoofd van het jaar’ betekent. Daarnaast herdenkt men op 14 nisan, wat in maart of april valt, de Exodus uit Israël met Pesach (Pasen) en viert men in de herfst het Loofhuttenfeest in de maand tisjrie.

Ook interessant: 

Religie: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt