Het meisje van Yde
Yde 1897- De baggerbeugel ging zo zwaar door het veen, dat een van beide juist opmerkte: 'De duvel haal' den vent die dat gat heeft gegraven'. Plotseling verscheen een zwart hoofd met rossig haar aan de oppervlakte van de veenlaag. De twee arbeiders dachten dat de vloek effect had gehad en zetten het op een lopen.
In 1902 beschreef de rechtsgeleerde J.G.C. Joostling de vondst van het ‘meisje van Yde. Ze was door twee turfstokers tijdens hun baggerwerkzaamheden gevonden op 12 mei 1897. Het meisje had weelderig, lang haar en was vrij klein. Ze is bekend gebleven doordat het één van de beter bewaarde veenlijken van Nederland is. Veen is immers één van de beste conserveringsmiddelen voor een menselijk lichaam.
Veenmoerassen als mystieke plek
De veenmoerassen werden bij de Germanen gezien als een mystieke plek, een doorgang naar een andere wereld. Bekend is dat de Germaanse goden mensenoffers eisten en het veenmoeras hier een goede plaats voor was. Voor haar dood was de helft van haar hoofd kaalgeschoren, wat duidt op een offerritueel.
Nieuw onderzoek
Doordat er in de twintigste eeuw meer belangstelling kwam naar de herkomst van het meisje van Yde en de oorzaak van haar dood, werd er opnieuw onderzoek gedaan naar het lichaam met behulp van pathologische disciplines, scanapparatuur, papillair onderzoek en de C14-datering. Bekend werd dat zij leefde tussen 54 voor - en 128 na Christus. In eerste instantie werd gedacht dat zij een paar eeuwen oud was.
Reconstructie
De doodsoorzaak was wurging door een bandje dat drie keer om haar nek was gewikkeld. Bij haar sleutelbeen is bovendien een gat te zien van 4,5 cm, als gevolg van een messteek. Vanwege een reconstructie van haar gezicht, weten we inmiddels zelfs hoe het meisje eruit heeft gezien en kunnen we door het verschrompelde, zwarte geblakerd hoopje mens, heen kijken en de rossige schoonheid ook tegenwoordig nog aanschouwen in het Drents museum, het voormalig Provinciaal museum van Assen.
Afbeelding:
Commons.wikimedia.org: Meisje van Yde CC BY 3.0