Gebarentaal verboden … door dovenonderwijzers!
Bepaalde dingen zijn tijdens de geschiedenis grotendeels onveranderd gebleven. Een voorbeeld hiervan is het feit dat we in de dagelijkse omgang met elkaar nog steeds grotendeels van mondelinge communicatie gebruik maken. Dit heeft ervoor gezorgd dat slechthorende en dove mensen het niet altijd even makkelijk hebben gehad. Door de eeuwen heen bedachten ze diverse oplossingen om hun communicatie te vergemakkelijken, met gebarentaal als het bekendste voorbeeld. Deze ideeën werden echter niet altijd even positief ontvangen. Eind negentiende eeuw werd gebarentaal zelfs verboden in het onderwijs.
Discriminatie en vooroordelen
Los van alle problemen in de dagelijkse communicatie hadden dove mensen vanaf de Oudheid met vooroordelen en discriminatie te maken. Een van de meest hardnekkige mythes door de eeuwen heen was dat doofheid op een gebrek aan intelligentie zou wijzen. Griekse filosofen zoals Aristoteles en Plato waren aanhangers van deze vooroordelen. Ook in het Jodendom overheerste deze houding: zo verbood een wet in de Thora uit 1.000 v.Chr. dove Joden aan bepaalde religieuze rituelen deel te nemen. Tijdens de middeleeuwen bleef de negatieve houding tegenover doven voortleven; vrome christenen zagen doofheid vaak als een straf van God.
Dovenonderwijs door Verlichting
Pas in de achttiende eeuw begon deze situatie enigszins te kantelen. Onder invloed van de Verlichting concludeerden sommige intellectuelen dat dove mensen met het juiste onderwijs wel degelijk tot abstracte en rationele gedachten in staat waren. In Europa werden daarom verschillende onderwijsinstellingen voor doven gesticht. Nederland ging in deze trend mee: in 1790 werd in Groningen het eerste Nederlandse doveninstituut opgericht, het Henri Daniel Guyot Instituut. In de negentiende eeuw zouden er nog meer van deze scholen volgen.
Wel of geen gebarentaal?
Er woedde binnen deze instituten echter een hevig debat over de te hanteren lesmethodes. Deze discussies draaiden voornamelijk om het gebruik van gebarentaal. Vanaf de zeventiende eeuw waren er in Europa diverse vormen van gebarentaal in omloop geraakt. In veel dovenscholen gebruikten leraren deze gebarentalen om kinderen hun nationale geschreven en gesproken taal te leren. Een andere fractie binnen het dovenonderwijs moest hier niets van hebben. Ze stelde dat de focus op gebarentaal dove mensen zou beletten om goed te leren liplezen en praten. Omdat de integratie van doven in de maatschappij te bevorderen, wilde aanhangers van het oralisme zich exclusief daarop richten.
Campagne voor het oralisme
Wetenschappelijk onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat gebarentaal het leren van geschreven taal juist stimuleert en dat het bovendien voor sommige dove mensen simpelweg onmogelijk is om te leren praten. In de negentiende eeuw waren deze inzichten echter nog niet bekend. Daarom voerden aanhangers van het oralisme een felle campagne om van hun methodes de standaard te maken. In 1878 kwamen in Parijs dovenonderwijzers uit 6 landen bijeen in een poging het dispuut te beëindigen. De emoties liepen zo hoog op dat elke compromis onmogelijk werd en de delegaties gingen zonder resultaat uit elkaar.
Conventie van Milaan
Twee jaar later ondernamen de beide fracties een nieuwe poging. In september 1880 kwamen 164 delegatieleden uit 8 landen bijeen in Milaan. De oralisten, aangevoerd door Alexander Graham Bell, waren op deze bijeenkomst in de meerderheid en kwamen als winnaar uit de bus. In de eindverklaring, de Conventie van Milaan, kregen ze op alle punten gelijk. Articulatie werd superieur verklaard aan gebarentaal en dovenonderwijs moest zich dan ook op spraak focussen. Het document stelde tevens dat gebarentaal en articulatie niet tegelijkertijd onderwezen mochten worden, omdat dit dove kinderen teveel in verwarring zou brengen. Dit kwam in de praktijk neer op een verbod op gebarentaal in het onderwijs.
Integratie doven belemmerd
Hoewel de meeste oralisten de beste bedoelingen hadden, belemmerden ze hiermee de integratie van doven eerder dan ze deze bevorderden. Doordat gebarentaal niet langer was toegestaan in het klaslokaal, moesten overal in Europa dove leraren ontslag nemen. Het dovenonderwijs kwam zo steeds meer in handen van niet-dove onderwijzers. Hierdoor moesten dove kinderen onderwijs volgen wat eigenlijk niet goed op hun behoeftes was afgestemd, waardoor ze later bij hun carrière ernstig werden gehinderd.
Gebarentaal keert terug in de klas
Nederland handhaafde de Conventie van Milaan tot 1980. Desondanks bleef de Nederlandse gebarentaal in de twintigste eeuw voortleven, doordat doven deze voor hun onderlinge communicatie gebruikten. Vanaf 1975 keerde gebarentaal dan ook geleidelijk weer terug in het dovenonderwijs. Sinds 1995 kunnen slechthorende in Nederland tweetalig onderwijs volgen, in het Nederlands en in Nederlandse gebarentaal. Op een internationaal congres voor dovenonderwijs in 2010 werd de Conventie van Milaan tenslotte definitief verworpen.
Vreedzame co-existentie
Inmiddels hebben oralisten en aanhangers van gebarentaal samen een middenweg gevonden. Dit komt deels door de technologische vooruitgang van de afgelopen decennia. Gehoorapparaten zijn enorm verbeterd en uitvindingen als cochleaire implantaten stellen doven in staat om een bepaalde mate van klanken te begrijpen. Dit maakt een strenge focus op spraak in het onderwijs niet meer nodig. Maar in 1880 kon men onmogelijk weten dat slechthorenden over 139 jaar een gehoorapparaat via Oogvoororen.nl zouden kunnen kopen.
Bronnen:
Afbeeldingen:
- Afbeelding: See page for author [CC BY 4.0], via Wikimedia Commons
- Afbeelding: See page for author [CC BY 4.0], via Wikimedia Commons