De crisis van de jaren 30, gouden tijden voor autoslopers
De introductie van de T-Ford betekende het begin van de massaproductie van auto’s. Dankzij de efficiënte productiemethoden van Ford, kon zelfs de ‘gewone man’ een auto kopen. Maar aan die droom kwam in de jaren 30 een eind. De crisis zorgde ervoor dat veel mensen hun auto moesten afdanken, en dat zorgde voor een overschot aan oude auto’s wrakken en andere afgedankte materialen.
Toen de Grote Depressie uitbrak, was de auto wereldwijd met een flinke opmars bezig. Een opmars die door die crisis hard werd onderbroken. Veel autobezitters moesten afstand doen van hun wagen. Bijvoorbeeld om ‘m te verkopen en zo nog wat besteedbaar geld te krijgen, of omdat de wagen kapot was en reparatie niet meer te betalen was. Er ontstond op veel plekken een overschot aan afgedankte auto’s, waarvan veel bij lange na niet in goede staat waren.
Hergebruik van auto-onderdelen
Maar dat de wagens niet altijd de kwaliteit hadden waarmee ze uit de fabrieken kwamen, betekende niet dat er geen mensen waren die er brood in zagen. Handelaren kochten de goedkope wrakken op, haalden alle bruikbare onderdelen uit de wrakken en gebruikten die om kapotte auto’s die nog enigszins te redden waren, weer op te lappen en voor een flinke meerprijs te verkopen, al zagen de meesten er niet bepaald rijdbaar uit. Zeker in de Verenigde Staten verschenen veel van zulke rijdende wrakken op de wegen gezien. Daar werden deze wrakken vaak clunckers, Jalopies of simpelweg rust buckets genoemd.
Gouden handel
Om die handel op te zetten, verzamelden zulke handelaren grote hoeveelheden wrakken en begonnen zich te specialiseren. Er ontstonden dus echte gespecialiseerde bedrijven die auto’s demonteerden en de resterende onderdelen en materialen verkochten. Zulke autosloperijen konden soms wel honderden of duizenden auto’s verzamelen. En dan kon er van alles verkocht worden. Niet alleen bruikbare onderdelen, maar ook op het oog onbruikbare delen. Resten metaal werden als schroot verkocht dat vervolgens werd omgesmolten. Zeker tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen er een grote vraag naar metaal was, kon dat een goede handel zijn.
Ondanks dat autosloperijen een levendige handel konden hebben, bleven sommige autowrakken daar wel decennialang liggen. Zo lang, dat sommige voormalige autosloperijen veranderden in grote verzamelingen van historische wagens, die in een enkel geval door de natuur overwoekerd raakten. Dit werden dan meer autokerkhoven dan autosloperijen. En die autokerkhoven zijn soms ware attracties geworden. Het grootste autokerkhof ter wereld, in de Amerikaanse staat Georgia, biedt zelfs rondleidingen aan.
Moderne sloperijen
Omdat ons autogebruik niet is afgenomen, werden de werkzaamheden steeds meer geprofessionaliseerd en vooral gereguleerd. Auto’s kunnen immers vol zitten met chemische stoffen en dan is het zaak dat zowel de werknemers van de autosloperij als de natuur beschermd worden tegen spullen zoals remvloeistoffen accuzuren en andere narigheid. Daarom zijn er internationaal steeds meer regels ontstaan. Op die manier kunnen autosloperijen ook een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzamere auto-industrie. Het oude idee waarmee autosloperijen ooit zijn ontstaan is immers niet veranderd. Aan een kapotte auto is nooit alles kapot en door onderdelen te hergebruiken, kan een hoop materiaal bespaard worden. En dus kan je je kapotte auto nog altijd verkopen aan een autosloperij, die er wél wat mee kan. Of je kunt via een autosloperij op zoek naar een bruikbaar onderdeel om je auto te repareren.
Bron: autosloperij.nl en autosloperijen.nl/