De oorsprong van de paleontologie
Dinosauriërs spreken al eeuwenlang tot onze verbeelding. Wie of wat waren de mysterieuze wezens? In het boek De laatste lente van de dinosauriërs neemt Paleontoloog Melanie During ons mee door de geschiedenis van de dinosauriërs en hun onderzoekers en schijnt nieuw licht op het uitsterven van de dino’s.
Paleontologie is de wetenschap waarbij fossielen resten en sporen van organismen worden bestudeerd. Door middel van dit onderzoek wordt geprobeerd de evolutie van het leven op aarde te reconstrueren. Deze wetenschap bestaat al eeuwen en begon bij de Oude Grieken. Sinds de oudheid heeft de paleontologie zich steeds verder ontwikkeld.
De oorsprong van de paleontologie
Waar ligt de oorsprong van paleontologie als vakgebied? Wanneer begon de moderne mens – de mens die dingen opschreef – met het vinden en bestuderen van fossielen? Het lijkt erop dat dit al begon bij de oude Grieken. Xenophanes, een Griekse filosoof die leefde van circa 560 tot 478 voor Christus, stuitte op fossielen van zeedieren, gevonden ver boven de zeespiegel. Hoog in de bergen kwam hij lagen tegen die vol zaten met schelpen en koralen. Hij concludeerde dat er perioden van hoogwater moesten zijn geweest, toen deze dieren leefden, en van laagwater, zoals in zijn tijd. Hij geloofde ook dat deze perioden elkaar afwisselden en dat daarom de mens ook zou verdwijnen, of dat de mens misschien weer terug zou komen als het volgende hoogwater zou worden gevolgd door een ander laagwater.
Andere Grieken schreven vervolgens over fossielen van zeeorganismen en gebruikten die om aan te geven dat het land waarop ze gevonden werden ooit onder water lag. Misschien is dit wat Plato ertoe bracht het eiland Atlantis te bedenken? Ongeveer gelijktijdig werden in China dinosaurusbotten gevonden, maar men wist niet precies wát men had gevonden. Ze werden gedocumenteerd als botten van draken.
Rond het begin van de jaartelling begon Romeinse keizer Caesar Augustus (63 v.Chr.-14 n.Chr.) zo veel fossielen te verzamelen uit zijn steeds groter wordende Romeinse Rijk dat hij in zijn villa op het eiland Capri (bij Napels, Italië) een waar paleontologisch museum gecreëerd had. Om meer dan verzameldrang leek het bij de keizer niet te gaan, maar hij had dan ook een flink rijk dat zijn aandacht behoefde.
In de Middeleeuwen was het Midden-Oosten een broedplaats van wetenschap. Perzische moslimfilosoof en homo universalis (iemand die heel veel van heel veel weet) Ibn Sina (in het Westen bekend als Avicenna) raakte beïnvloed door de Griekse aristotelische filosofie. Ibn Sina wordt beschouwd als een van de belangrijkste artsen, astronomen en schrijvers van de islamitische Gouden Eeuw. Hij stelde de theorie van verstenende vloeistoffen voor: volgens Ibn Sina waren het vloeistoffen die ervoor zorgden dat levende dingen in fossielen veranderden – al wist hij nog niet zo goed hoe. In de veertiende eeuw werkte Albert van Rickmersdorf, een Duits filosoof, deze theorie verder uit en dit trok de aandacht van Leonardo da Vinci. Da Vinci, kunstenaar en wetenschapper, deed onderzoek naar zo ongeveer alles, van techniek en architectuur tot anatomie, zoölogie, astronomie, geologie en ook paleontologie. Hij beschreef de verschillende gesteentelagen van Noord-Italië, waar hij woonde, en de fossielen daarin. Bijna 300 jaar later leidde de herontdekking van zijn werk zelfs tot de ontwikkeling van de moderne stratigrafie; de classificatie van verschillende lagen sedimentair gesteente om de geologische geschiedenis te begrijpen. Of, zoals ik het graag noem: het lezen van de gesteentelagen als de bladzijden van een boek, meestal met de oudste onderaan en de jongste bovenaan.
Alhoewel Plato en Aristoteles het concept van gerangschikte classificatie van organismen al hadden uitgevonden, was het Carl Linnaeus die de biologische classificatie bedacht. Deze classificatie is voor een groot deel nog steeds in gebruik. In 1735 publiceerde hij in Leiden de eerste editie van Systema naturae, waarvan hij in zijn leven nog elf edities zou publiceren. In dit werk introduceerde Linnaeus de drie koninkrijken van de natuur: het plantenrijk, het dierenrijk en het mineralenrijk. Binnen elk koninkrijk introduceerde hij klassen, orden, genera en soorten. Deze biologische indeling wordt nog steeds gebruikt. In dit boek introduceer ik vooral genera (geslacht, enkelvoud: genus) en soorten.
De moderne paleontologie, de studie van uitgestorven dieren zoals die tegenwoordig wordt uitgevoerd, begon met Georges Cuvier. Cuvier was een Franse naturalist en zoöloog die leefde van 1769 tot 1832 en wordt algemeen beschouwd als de vader van de vergelijkende anatomie en paleontologie. Hij breidde het werk van Linnaeus uit en nam fossiele soorten op in de biologische classificatie. Zo is bij Tyrannosaurus rex de genusnaam Tyrannosaurus en rex de soortnaam.
Voor Cuvier en zijn tijdgenoten werd uitsterven beschouwd als een controversiële speculatie. Men geloofde dat alle planten en dieren die ze zagen er al die tijd al waren geweest. Maar in zijn Essay on the Theory of the Earth (1813) stelde Cuvier voor dat er soorten waren uitgestorven – bijvoorbeeld de Mosasaurus die toen net was opgegraven bij Maastricht – en dat dit naar zijn mening veroorzaakt was door herhaalde overstromingen. Deze uitstervingen verklaarden waarom bepaalde organismen alleen bekend waren van fossielen en we geen levende voorbeelden meer zagen.
Nu hebben we een redelijk overzicht van hoe mensen in onze geschiedenis met uitgestorven dieren bekend raakten, maar er is hier nog steeds geen sprake van dinosauriërs. Wanneer raakten mensen eigenlijk voor het eerst geïnteresseerd in dinosauriërs? Wanneer leerden mensen voor het eerst over dinosauriërs? Wacht, begrepen ze wel dat het dinosauriërs waren? Wie vond de eerste dinosauriërs en wat dachten zij dat ze waren? Het is ontzettend lastig om te reconstrueren wanneer men voor het eerst dinosauriërs vond of bestudeerde, veelal omdat men niet wist wat dinosauriërs waren. En dus werden er vreemde krokodillen beschreven, of gekke hagedissen. Stel je voor dat je nog nooit van een hond hebt gehoord, dan ga je het ook beschrijven als een rare vos of een gekke wolf. Als iemand dan honderden jaren later gaat zoeken naar de eerste beschrijving van een hond, kan dit heel lastig te reconstrueren zijn.
In het boek De laatste lente van de dinosauriërs vertelt paleontoloog Melanie During over de geschiedenis van de dinosauriërs en hun onderzoekers en schijnt nieuw licht op het uitsterven van de dino’s.
Het hele boek lezen? Neem nu een abonnement op Geschiedenis Magazine, en kies het boek De laatste lente van de Dinosauriërs (t.w.v. € 24,99) als welkomstcadeau.