Home » Reportage
Domitianus RMO Leiden

Keizer Domitianus komt naar Leiden

Tentoonstellingen gewijd aan één antieke heerser zijn in Nederland zeldzaam: De onsterfelijke Alexander de Grote in de Hermitage (2010-2011) en De droom van Constantijn in de Nieuwe Kerk (2015-2016), beide in Amsterdam, vormen recente uitzonderingen op deze regel. God op aarde: keizer Domitianus die vanaf 17 december in Leiden te zien is, volgt in dit spoor.

Tekst: Nathalie de Haan & Eric M. Moormann

De tentoonstelling presenteert de resultaten van recent onderzoek naar de beeldvorming over Domitianus, de laatste keizer van de Flavische dynastie, die tussen 81 en 96 na Chr. regeerde. Beeldvorming en postume reputatie worden afgezet tegen de verwachtingspatronen die de bewoners van het Romeinse Rijk hadden bij hun keizer, Domitianus’ militaire activiteiten en zijn beleid. Voor die analyses is een breed palet aan bronnen gebruikt: niet alleen antieke literaire teksten, maar ook munten, inscripties en vooral archeologische bronnen van uiteenlopende aard en kwaliteit. Het beeld van de keizer en zijn tijd dat daaruit naar voren komt is veel gelaagder en gevarieerder dan de uiterst negatieve karakterisering van Domitianus n zijn dood. In 96 kwam hij op een gewelddadige wijze aan zijn einde en deden schrijvers er vervolgens alles aan om zijn reputatie tot de grond toe af te breken. Met succes: Domitianus is als een van de allerslechtste Romeinse keizers de geschiedenis ingegaan.

Deze tentoonstelling plaatst vraagtekens bij dit gitzwartepalei beeld van Domitianus. Niet in een poging om hem alsnog te rehabiliteren, maar wel om te laten zien dat hij in veel opzichten niet zo erg afweek van keizers voor en na hem. Daarbij moet zeker ook worden onderstreept dat alle Romeinse keizers, ook de zogenaamd ‘goede’, alleenheersers waren voor wie het behoud van de macht en het behartigen van de eigen belangen voorop stonden. Maar ook in de oudheid, niet anders dan nu, konden reputaties van zulke absolute machthebbers worden gemaakt en gebroken. Dat verklaart mede waarom sommige keizers er beter vanaf komen dan anderen in de geschiedschrijving. Door nu juist de mechanismen van antieke beeldvorming te verduidelijken, en tegelijkertijd voor Domitianus en zijn wereld een veel bredere bronnenbasis te presenteren, hopen we duidelijk te maken hoezeer ook in het antieke Rome iemands image kon worden bepaald door heel andere factoren dan feiten en daden. Tegelijk met de Domitianustentoonstelling in Leiden loopt in het British Museum een tentoonstelling over een andere ‘slechte keizer’: Nero: the man behind the myth. Net als in Leiden proberen de samenstellers nuances aan te brengen in het al te eenzijdige zwart-witbeeld van Domitianus’ voorloper in goed en kwaad.

Van onbekend provinciaaltje tot keizer

Wie nu was Domitianus? Geboren in 51 in Rome was hij de tweede zoon van militair en politicus Titus Flavius Vespasianus (9-79; keizer 69-79) en Flavia Domitilla (levensdata onbekend; overleden vóór 69). Zijn broer Titus (39-81; keizer 79-81) en zuster Flavia Domitilla de Jongere (gestorven vóór 69) leefden ook in Rome, terwijl hun vader Vespasianus als hoge legerofficier vaak op expeditie was. De Flaviërs waren een familie van buiten Rome, met een bescheiden status, die vooral via het leger op de maatschappelijke ladder waren gestegen. Daarom had niemand in die tijd kunnen vermoeden dat Vespasianus en zijn twee zoons uiteindelijk de tweede keizersdynastie zouden vormen. Tot 68 regeerde keizers uit de Julisch-Claudische dynastie, van wie de leden allen direct of indirect afstamden van Augustus, de eerste Romeinse keizer (63 v.-14 n.Chr; keizer 27 v.-14 n.Chr.) Nero (37-68; keizer 54-68) moest onder dwang van de politiek een einde aan zijn leven maken en na een jaar vol machtsstrijd en bloedvergieten kon Vespasianus dankzij de steun van een groot deel van de legers de macht grijpen. Die steun van soldaten was het directe gevolg van militaire successen van Vespasianus en zoon Titus. Een opstand in Judea hadden zij met veel bloedvergieten en met een rijke buit in 69-70 neergeslagen. De plundering en verwoesting van de rijke Joodse tempel in Jeruzalem in het jaar 70 leverden Vespasianus en Titus veel loyaliteit bij hun troepen op. Uiteindelijk maakte deze steun van de legers Vespasianus zelfs in de ogen van de Senaat in Rome tot de meest geschikte kandidaat voor de heerschappij. Na ruim anderhalf jaar van burgeroorlogen en bloedvergieten, ook in Italië, werd het tijd voor vrede en herstel van de orde. Vanuit die optiek bezien leek steun voor de inmiddels oppermachtige Vespasianus de beste keuze.

In de tien jaar van zijn bewind wist Vespasianus de negatieve sfeer tussen keizer en senaat die was ontstaan onder Nero, grotendeels ten goede om te buigen. Hij zorgde inderdaad voor herstel van orde, voor veiligheid en economische voorspoed. Vespasianus was een krachtige bestuurder, zowel militair als politiek, en liet senatoren waar mogelijk in hun waarde, zodat vormen van samenwerking mogelijk waren. Ook al benoemde hij vooral aanhangers op sleutelposten in bestuur en leger, hij toonde wel respect voor de Senaat. Hij deed daarbij zijn bescheiden en provinciale afkomst gelden als een positieve kwaliteit en hield de schijn van eenvoud lang op. Toch voerden hij en zijn zonen een indrukwekkende agenda uit, juist ook om een duidelijke breuk met het bewind van de gehate Nero te markeren. Augustus was het grote voorbeeld en er was Vespasianus, gevolgd door zijn zoons Titus en Domitianus, veel aan gelegen om hun machtsaanspraken te verankeren in de wijze waarop Augustus had geregeerd. Onder het mom van samenwerking werd de eigen machtspositie bestendigd, intern orde op zaken gesteld en in de stad Rome zelf werden de successen van de Flavische familie met een ambitieus bouwprogramma gevierd. Titus regeerde slechts twee jaar (79-81), te kort om veel extra’s te doen, maar kreeg in navolging van zijn vader een positief image.

Toen Domitianus dus eigenlijk onverwacht na de plotselinge dood van zijn broer de troon besteeg, kwam hij in een stabiele politieke situatie. Hij had in de luwte tussen 70 en 81 bestuurlijke en militaire ervaring opgebouwd. In zijn vrije tijd zou hij zich aan literaire activiteiten hebben gewijd, maar bij zijn troonsbestijging liet hij deze hobby’s voor wat ze waren.

Dadendrang manifesteerde hij op verschillende terreinen, allereerst militair. Op het Britse schiereiland drongen zijn generaals tot in Schotland door, maar zij bestendigden de grens op het smalste stuk, waar keizer Hadrianus rond 120-125 de Muur van Hadrianus zou laten bouwen, om de militaire krachten hier niet uit te putten. In Noordwest-Europa verstevigde Domitianus met succes de grenzen of limes langs de Donau. In onze streken werden sporen van de Bataafse opstand van 69 uitgewist en kwam eveneens een versterkte limes. Bij een deel van die militaire campagnes voerde Domitianus zelf het opperbevel. Voor het eerst sinds Augustus was er daarmee weer een keizer actief bevelhebber en niet alleen maar in naam de veldheer. De overwinningen die Domitianus claimden waren daadwerkelijk de zijne, in weerwil van zijn reputatie na zijn dood, toen die successen ook meteen werden gebagatelliseerd.

Beeldvorming

Domitianus lijkt postuum vooral negatief te zijn afgeschilderd vanwege de klaarblijkelijk zeer gespannen verhoudingen met de Senaat: de keizer zou leden benoemen die niet uit de aloude elite van ‘ons kent ons ’ stamden, liet zich weinig aan de ideeën van de senatoren gelegen liggen en gaf deze ook geen volgens hen passende behandeling in de persoonlijke omgang: ze werden niet uitgenodigd ten paleize en hij liet een aantal van hen zelfs vermoorden. Als klap op de vuurpijl presenteerde Domitianus zich niet langer als ‘eerste onder gelijken’ (namelijk de senatoren), maar wenste hij ‘heer en god’ (dominus et deus) genoemd te worden. Dat was ongehoord. Een goede keizer kon eventueel na zijn dood (op last van de Senaat) worden vergoddelijkt (en dat gebeurde met Vespasianus en Titus), maar de keizer bij leven als god aan te moeten spreken druiste regelrecht tegen de Romeinse mentaliteit in. Dat gold ook voor de titel ‘dominus’ waarmee de almacht van de keizer en de ongelijke machtsverhoudingen werden benadrukt.

Dit beeld van deze relatie stamt van Tacitus en Plinius de Jongere, zelf beiden senatoren, en van Suetonius, een ‘ridder’, de sociale klasse net onder die van de senatoren. Senatoren en ridders hadden het meeste te lijden van een slechte relatie met de keizer. Tegelijkertijd zijn het vooral hun geschriften die letterlijk beeldbepalend waren. Daarmee wordt het een stuk begrijpelijker waarom Domitianus na zijn dood zo’n inktzwarte reputatie kreeg.

Domitianus RMO Leiden

Domitianus en Rome

Domitianus kreeg bij zijn machtaanvaarding in Rome met concrete problemen te maken. In 80 had er een grote brand gewoed die grote delen van de stad in de as had gelegd. Titus had een begin gemaakt met herstelwerkzaamheden, maar Domitianus greep de kans aan zijn stempel op het nieuwe stadsbeeld te drukken. We moeten nog even terug in de tijd. Een groot deel van het centrum van Rome was door Nero gebruikt om een omvangrijk, vele hectaren omvattend park aan te leggen en daarin zijn residentie, bestaande uit paleizen, baden en paviljoens midden in een groot park te construeren. Dit ‘Gouden Huis’ was een doorn in het oog van de elite, niet omdat die zoveel compassie had met de voor dit project uit hun huizen verjaagde stedelingen, maar omdat Nero met dat enorme privépaleis de grenzen van betamelijkheid had overschreden. De ‘boerenpummel’ Vespasianus buitte dat anti-Neroonse gevoel uit door midden in het oude park een monument voor volksvermaak bij uitstek, een amfitheater te laten bouwen. Betaald met de buit uit Jeruzalem en gebouwd door onder meer slaafgemaakte Joden, was het amphitheatrum Flavium, beter bekend als het Colosseum, een trekpleister van jewelste. Het Colosseum werd ingewijd door Titus met spelen die honderd dagen duurden. Pas onder Domitianus werd het gebouw voltooid met de hoogste ring (staanplaatsen) en verdiepingen onder de arena waar zich de kooien voor dieren en wachtruimtes voor gladiatoren bevonden. Ook de uitbreiding van het oude Circus Maximus, gebruikt voor de zeer populaire wagenraces, viel bij elite en volk in goede aarde. Domitianus zette deze bouwpolitiek voort.

Louis Couperus (1863-1923) schreef met zijn roman De komedianten een levendig beeld van het Rome in de tijd van Domitianus. Het verhaal gaat over een succesvolle troep toneelspelers de voor het hof optreden en eindigt met hun vertrek uit Rome op de dag van Domitianus’ einde. Hij moet zich goed hebben ingelezen en veel details zijn goed getroffen. In het fragment zien de zojuist uit Alexandrië aangekomen ‘komedianten’ de drukte van de volkswijk Subura waar ze een schamel optrekje huren (De komedianten, Rotterdam 1917, 48):

Maar boven, in het groote huis, sliepen nog de meeste komedianten. Zij sliepen, luier dan hun dominus, gerijd naast elkaâr op dunne, vuile matrasjes, hun arm vaak hun eenige kussen, hun mantel hun eenige dek. Als kooien stapelden in die nieuwe-wijk-huizen de kamertjes boven en over elkaâr. Het was een speculatiebouw, sedert de Thermen van Titus bijna waren voltooid, om woning te bezorgen aan duizenden minder-burgers en vrijgelatenen, wier levensbestaan van de Nieuwe Baden afhing: metselaars, timmerlui, loodgieters, brandstofkooplui, mozaïek-leggers, schilders, masseurs en geurwerkers; terwijl ook etenswinkeltjes en kleine herbergjes voor al dat volkje waren geïnstalleerd tusschen de prachtige Thermen, den immensen boogbouw van het Colosseum en de fontein van de Meta Sudans, het armoedige, armzalige, op elkaâr gepakte getier en gewirrewar in de schaduw dier moderne, massale, reusachtige architecturen zich bergende in die vlug in elkaâr getimmerde of hooger gebouwde, meer houten dan steenen huizen, die reeds dadelijk na hunne voltooiing, vreemde, wankele, schotsscheeve lijnen aannamen… Als de karren vol zware steenblokken in de richting van Thermen en Colosseum, beide ingewijd, in gebruik, maar niet voleindigd, rammelende aanstommelden over den, van den regen moerassigen, zandweg, scheen geheel het huis, waar de komedianten huisvesting hadden gevonden, te schudden op zijn betwijfelbare grondvesten en rilde het als op een durende aardbeving….

Later zal het gebouw instorten en komen veel bewoners daarbij om. Dat moet, helaas, een veel voorkomend verschijnsel zijn geweest. De bouw kon dan wel door wettelijke regels van verschillende keizers zijn gereguleerd, die regelgeving leidde niet tot strikte controle van de door speculanten gebouwde woonkazernes in het toch al dicht bevolkte centrum van Rome.

Accomodaties

Bij de accommodaties voor het volk hoorden grote openbare badgebouwen, thermen, die voor weinig geld – en waarschijnlijk zelfs gratis – konden worden bezocht. Augustus was de eerste die door zijn schoonzoon en rechterhand Agrippa thermen voor het volk liet bouwen. Nero’s baden moeten nog stralender zijn geweest en daar kwamen onder Titus nieuwe thermen bij. De thermen van Trajanus op de Oppius, vlakbij het Colosseum, zijn waarschijnlijk al onder Domitianus begonnen en horen dus eveneens tot zijn grote bouwprojecten.

Voor andere vormen van vermaak, atletiekwedstrijden naar Grieks voorbeeld en theatervoorstellingen, liet hij een klein overdekt theater (odeion) bouwen, direct naast een stadion op het Marsveld. De: contouren daarvan zijn nog steeds herkenbaar in de vorm en afmetingen van Piazza Navona en het aangrenzende Palazzo Massimo alle Colonne. Hier werden allerlei soorten spelen georganiseerd in navolging van populaire manifestaties onder Augustus en Nero. Een jong talent, Quintus Sulpicius Rufus, werd in zijn prille carrière gebroken, toen hij op elfjarige leeftijd stierf. De ontroerende grafsteen opgericht door zijn ouders getuigt daar nog steeds van.

Het grootschalige bouwprogramma bood Domitianus een uitgelezen kans om zich als een goed heerser te presenteren: hij bouwde voor het volk en zorgde daarmee voor werkgelegenheid. Dat gold ook voor tempels ter ere van de vergoddelijkte vader op het Forum Romanum en voor een aan hem en Titus gewijd tempelcomplex annex mausoleum op de Quirinaalheuvel, de zogeheten Templum Gentis Flaviae (‘Tempel voor de familie der Flaviërs’). In aansluiting bij het aloude Forum Romanum en de door Julius Caesar en Augustus gebouwde fora liet Domitianus een aloude verbinding tussen Forum Romanum en de Subura monumentaliseren: het Forum Transitorium. Ook begon hij aan een eigen forum op de plaats waar nu het Forum van Trajanus ligt. Het reusachtige paleizencomplex dat hij op de Palatijn liet bouwen, het palatium, viel in veel minder goede aarde, al werd de pracht en praal ervan bezongen in de gedichten van tijdgenoten Statius en Martialis. Maar dat was tijdens Domitianus’ leven. Na diens dood werd hij erom verguisd, overigens ook door diezelfde Martialis…

Rijke aankleding

In de bouwkunst valt inderdaad de rijke aankleding van gebouwen op, met in diep reliëf uitgehouwen kapitelen van zuilen en kroonlijsten aan de bovenzijde van gevels. De vormgeving van vertrekken in het paleis was vaak origineel, doordat er niet met rechthoekige plattegronden werd gewerkt, maar met allerlei varianten op cirkels, ovalen en vierkanten, met dikke en dunne muurstukken voorzien van ramen en nissen, waarin dan weer beelden konden worden opgesteld. Wanden van vertrekken werden bekleed met kostbare marmeren platen, en het verhaal gaat dat de wantrouwige Domitianus wilde dat die glad gepolijst werden. Dan kon hij zichzelf, maar vooral ook mogelijke belagers achter hem in die wanden gespiegeld zien. Op de tentoonstellingen zijn staaltjes van schitterend bewerkte marmeren bouwsegmenten te zien, onder meer een draagbalk gedecoreerd met een uil. Dit dier verwees naar een van Domitianus’ lievelingsgodinnen, Minerva.

Beeldhouwkunst stond eveneens op een hoog niveau. Uit het paleis van de keizer op de Palatijn stammen enkele beelden op de tentoonstelling en ook uit een van zijn villa’s zijn kunstschatten te zien. Portretten zijn een rijke bron van informatie om het ‘image’ van de keizerlijke familie te leren kennen. Zij vormden het medium waarmee een keizer zichzelf en zijn familie in het hele rijk liet zien. In openbare gebouwen in alle steden en dorpen stonden beelden die de keizer vertegenwoordigden. Titus en Domitianus leken veel op elkaar: ze waren vrij gezet en hadden weinig haar, maar ze probeerden hun kaalheid te verbergen. De vrouwen aan het hof en ook onder de elite tooiden zich met wat de dichter Martialis spottend bijenkorven noemden: kuiven op het voorhoofd met kleine door krullen gevormde gaatjes. Net als in onze tijd waren zulke kapsels trendy en vonden zij navolging onder de hele bevolking.

Wanneer we ons iets minder laten leiden door de negatieve toonzetting bij auteurs zoals Tacitus en Suetonius en wanneer we Domitianus’ ‘wapenfeiten’ op een rij zetten lijkt het er sterk op dat hij in veel opzichten niet zo afweek van zijn voorgangers. Met het paleis lijkt Domitianus wel zijn hand te hebben overspeeld: de man die op Augustus wilde lijken, werd postuum als Nero veroordeeld. Zo ook de goddelijke pretentie als dominus et deus. Die veroordeling van zijn nagedachtenis (damnatio memoriae), op last van de senaat, heeft er zelfs toe geleid dat veel mensen die vandaag de dag door het hart van Rome lopen zich niet of nauwelijks realiseren hoeveel van de Romeinse gebouwen die nu nog te zien zijn, door Domitianus in opdracht werden gegeven. De steeds slechter wordende verhouding met de senaat lijkt de voornaamste reden te zijn voor Domitianus imago van wrede keizer. De schuldvraag laat zich niet meer achterhalen en is uiteindelijk ook niet zo interessant. Bijna tweeduizend jaar later blijft het wel boeiend om na te gaan waar de grenzen lagen van machtsvertoon in de Romeinse wereld, en ook hoe, waarom en door wie de reputaties van machthebbers werden gemaakt en gebroken.

Partners: 

Beschavingen: 

Personen: 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief.