Pieter Brueghel II – de Kruisdraging
Op het eerste gezicht lijkt het grote paneel met de Kruisdraging van Pieter Brueghel II (Brussel 1564 – Antwerpen 1638) een zuiver religieuze voorstelling. Links, wat in de diepte, ligt Jeruzalem. Op de grote ronde tempelbouw na oogt de stad uit het Nieuwe Testament er als eentje uit het zestiende-eeuwse Brabant. Rechts omhoog slingert de weg omhoog naar Golgotha, de schedelplaats, de heuvel buiten de stad waar de terechtstellingen plaatsvonden. Daartussen beweegt zich de menigte die Jezus naar zijn executie begeleidt. Het duurt even voordat je te midden van de krioelende figuren, een compagnie soldaten, de twee moordenaars vastgebonden in een kar, hoogwaardigheidsbekleders te paard, familie en vrienden van de veroordeelden, marktkooplui, dagjesmensen en kwajongens Christus ontdekt, gebukt onder zijn kruis.
Maar kunnen we het de moeder aller spoilers noemen? Midden in het schilderij, als het ware de as waar de stoet zich omheen windt, staat een groot kruisbeeld. Daarmee laat de schilder de eenheid van tijd los, en geeft het dramatisch ‘hoogtepunt’ van de Passie dat hier nog te gebeuren staat al prijs: dat is natuurlijk de kruisiging. Als verlosser stierf Christus aan het kruis om de mensheid van haar zonden te bevrijden. Als onderdeel van het fysieke lijden dat aan die verlossing vooraf ging, was de kruisdraging van een diepe betekenis, en het ultieme bewijs van Christus’ tweeledige natuur: niet alleen goddelijk maar ook menselijk. Hoe de christelijke gelovige Jezus’ lichtend voorbeeld diende na te volgen is nog altijd terug te vinden in de spreektaal, in zegswijzen als ‘het kruis opnemen’ en ‘ieder moet zijn eigen kruis dragen’.
Het bewuste kruisbeeld in het Maastrichtse schilderij van de Kruisdraging ontleende Pieter Brueghel II, bijgenaamd de Helse Brueghel, aan een prent van zijn vader. Dat was Pieter Bruegel I, zonder h, dé Bruegel, Pieter de Oude of Boeren-Bruegel. Niet meer dan een kleuter toen zijn geniale vader in 1569 overleed, heeft Pieter II altijd in diens schaduw gestaan. Pieter II’s geschilderde werk is afgeleid van dat van zijn vader, zijn schilderijen meestal regelrechte kopieën of uit verschillende voorbeelden samengestelde pastiches, zoals naar alle waarschijnlijkheid het geval bij de Kruisdraging.
Toch vertelt Pieter II’s werk het nodige over de maatschappij waarin hij leefde, en de gedachtenwereld van zijn tijdgenoten. Van Pieter de Oude is maar een enkele spectaculaire, grote Kruisdraging overgeleverd. Gedateerd in 1564 kwam dat ene exemplaar van Pieter I tot stand op het hoogtepunt van de religieuze en politieke troebelen in de Nederlanden. Zowel de tegenstellingen tussen de katholieke machthebbers aan de ene kant en de religieuze hervormers aan de andere, als de politieke wrijving tussen het Spaanse gezag, koning Philips II en de lokale bestuurders, werden in de jaren zestig van de zestiende eeuw op de spits gedreven. En daarbij hielp het niet dat de extreem strenge winters en slechte zomers van de zogenoemde Kleine IJstijd voor misoogsten, honger en ziekte zorgden. Dat escaleerde in de Beeldenstorm van augustus 1566, toen de hervormers katholieke kerken bestormden om de godslasterlijk geachte beelden en schilderijen te vernielen. Van de hand van Bruegels oudste zoon, of uit diens werkplaats, zijn maar liefst twintig versies bekend die de tand des tijds hebben doorstaan. Het zullen er zeker meer zijn geweest. Was de uitkomst voor zijn vader nog onzeker, Pieter II doorliep zijn hele schilderscarrière van ruim een halve eeuw in een Antwerpen, dat resoluut teruggebracht was onder katholiek gezag.
Toch geeft Pieter II net als zijn vader de soldaten die Christus naar Golgotha voeren de rode kledij aan van de zogenoemde ‘rode rocx’, de gevreesde en gehate ordetroepen van de Spaanse overheid uit de jaren zestig. En net als bij zijn vader voeren die soldaten het banier met de dubbelkoppige adelaar van de Duitse keizer, traditioneel een teken voor het gezag van de overheid. En net als zijn vader geeft Pieter II Bijbelse hoogwaardigheidsbekleders de direct herkenbare kenmerken van Fernando Álvarez de Toledo, de gehate IJzeren hertog die na de Beeldenstorm orde op zaken moest komen stellen voor de Spaanse koning maar er alleen maar in slaagde om de partijen nog verder uiteen te drijven. Twintig, dertig, vijftig, misschien zelfs wel zeventig jaar later schilder Pieter Brueghel II nog steeds Kruisdragingen met die elementen.
Zijn Pieter II’s referenties naar de overheid uit zijn eigen recente geschiedenis nog steeds op te vatten als bedekte – want gevaarlijke en potentieel zelfs met de dood te bekopen – kritiek op een overheid die hervormers terechtstelt, zoals Christus terechtgesteld werd? Of verwijst hij naar het gedeelde, nabije en dramatisch verleden van de Nederlanden? Of bedient hij een clientèle van kunstliefhebbers, die graag een kopie van het werk van de befaamde oude Bruegel van de hand van diens zoon willen bezitten? Beauty is in the eye of the beholder, en betekenis ook. Het is een typische hoedanigheid van de beeldcultuur van de tijd waarin de Brueg[h]el-dynastie opereerde, dat de betekenis gelaagd, opzettelijk ambigu en voor meerdere uitleg vatbaar werd gehouden. Wel zo veilig ook, in een tijd waarin openlijke kritiek nog met de doods bestraft kon worden.
De tentoonstelling Brueghel en tijdgenoten: Kunst als Verborgen Verzet? in het Bonnefanten in Maastricht, samengesteld, rond Pieter Brueghel II’s Maastrichtse Kruisdraging is verlengd tot 4 juli 2021. Sensationeel is het dat vijf versies van Pieter Brueghel II’s Kruisdraging, kloeke schilderijen van ca. 115 x 160 cm, bij elkaar in een zaal te zien zijn.