Home » Reportage
marshallhulp watersnoodramp

Tegen de watersnood

Polders droogleggen geldt als echt-Nederlandse expertise. Tijdens de wederopbouw was hier echter wel Amerikaans geld voor nodig, tonen Albertine Bloemendal en Lisette Brussee aan. Het werd ingezet op het overstroomde Walcheren, in de Noordoostpolder en de Flevopolder én voor de ‘oer-Hollandse’ Deltawerken.

Zwaargehavend kwam Walcheren uit de Tweede Wereldoorlog. De dijken waren in oktober 1944 op diverse plaatsen gebombardeerd door de geallieerden. Dit moest om Antwerpen, dat een maand eerder bevrijd was, als aanvoerhaven voor de invasie te kunnen gebruiken. De Duitse posities aan de noordkant van de Westerschelde verhinderden dit en om die te verzwakken werd Walcheren onder water gezet. Ruim een jaar stroomde het zoute water met het getij het eiland in en uit, met funeste gevolgen voor de akkers. Hoewel de lokale bevolking met nationale en internationale hulp in 1946 de dijken had hersteld, nam de wederopbouw van de dorpen, stadjes en landbouwgrond hier nog jaren in beslag. De Marshallorganisatie stemde in met het voorstel van de Nederlandse regering dat er miljoenen dollars uit de tegenwaarderekening naar Walcheren vloeiden om de afwatering, de noodzakelijke nieuwe kanalen en sloten, het versterken van de dijken en de ontzilting van de akkers te betalen. Zo zou Walcheren zijn vooroorlogse positie als ‘groentetuin van Nederland’ heroveren.  Het weer drooggelegde Zeeuwse land bood volgens de Marshallers een kans om de rest van agrarisch Nederland te bewijzen dat men efficiënter met ruimte kon omgaan. De al eerder aangenomen herverkavelingswet Walcheren werd in 1948 aangegrepen om van Walcheren een Marshall-‘proeftuin’ te maken. Door het samenvoegen van verspreid liggende perceeltjes werd het mogelijk dat minder boeren meer productie draaiden dan voor de oorlog. Dit betekende dat niet alle Walcherse boeren meer op hun eiland terechtkonden. Een deel van hen vertrok naar de gloednieuwe Noordoostpolder. 

marshallhulp watersnoodramp

Fotogeniek 

De inpoldering van het oostelijk deel van de Zuiderzee/het IJsselmeer was in 1936 al begonnen, na het gereedkomen van de Afsluitdijk in 1932. Tijdens de oorlog was de Noordoostpolder droog komen te liggen – en werd een toevluchtsoord voor onderduikers – maar hij was nog niet af. Vanaf 1948 ging er Marshallgeld naar de Zuiderzeewerken: het hielp bij het in versneld tempo opleveren van de Noordoostpolder zodat zich hier binnen korte tijd boeren zouden kunnen vestigen, maar ook bij het onderzoek naar nieuwe inpolderingsprojecten. Zo werd er geïnvesteerd in de aanleg van nieuwe dijken en waterbouwkundig ingenieurswerk dat de drooglegging en ontwikkeling van delen van het huidige Flevoland mogelijk zou maken. 

Polders, dijken en baggerwerken waren ook voor Amerikanen destijds typisch Nederlands en spraken zeer tot de verbeelding. Geen wonder dat de persdienst die namens de Nederlandse overheid Marshallpublicaties ontwikkelde deze fotogenieke watermanagementprojecten met hun tastbare resultaten extra belichtte. Zo hoopte ze het Amerikaanse Congres ervan te overtuigen dat er echt vooruitgang werd geboekt, dat de Amerikaanse belastingbetaler erop kon vertrouwen dat zijn centen goed besteed werden, maar dat er nog steeds geld nodig was. Er werd over de drooglegging en cultivering van Walcheren een speciale brochure uitgebracht voor het Amerikaanse publiek, rijk geïllustreerd met foto’s van de rampzalige uitgangssituatie, en hoe het er nu bij stond. Filmmaker John Fernhout werd ingehuurd om een documentaire te maken – Eiland van vertrouwen (1950) – over het Zeeuwse eiland dat (mede) dankzij de Marshallhulp herrezen was. Het beeld dat naar voren kwam was helder: Walcheren stond onder water, alles was verwoest, maar door de Marshallhulp prijkte er een gloednieuwe rij stralend witte woningen aan een keurige, strak betegelde straat: zoek de verschillen! 

De Ramp, 1953 

De Marshallhulp was net formeel beëindigd toen in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 op diverse plaatsen in Zeeland, Zuid-Holland en Brabant de dijken doorbraken. Er kwamen in Nederland 1836 mensen bij ‘De Ramp’ om, de materiële schade in de getroffen gebieden was enorm. Uit alle hoeken van de wereld kwamen steunbetuigingen en er kwam daadwerkelijke hulp – ook van Amerikanen. Zij leverden niet alleen zandzakken, schoppen en dekens, maar ook mankracht: duizenden in Duitsland gestationeerde Amerikaanse militairen snelden uitgerust met helikopters, trucks en amfibische voertuigen toe om mee te werken aan de reddingsoperaties, waardoor honderden mensen en dieren de verdrinkingsdood bespaard is gebleven. ‘It’s murder out there’, huiverde majoor Jack Ruby die met zijn helikopter dorpelingen uit het water oppikte.

De Nederlandse economie was in 1953 al flink opgekrabbeld uit het naoorlogse dal, maar deze tegenslag hakte er ook financieel diep in. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles, toevallig op werkbezoek in Parijs, bood hulp aan en hoewel de Marshallhulp net was afgesloten, bood die toch nog uitkomst. Er zat namelijk nog zo’n 900 miljoen gulden in de pot met tegenwaardegelden. Nadat Den Haag een inventarisatie van de schade had gemaakt, gaf de Marshall-organisatie toestemming om er zo’n 400 miljoen van te gebruiken. Dit geld werd in het herstel van dijken, wegen en landbouwgronden gestoken, maar ook in het Deltaplan. 
Van de rest ging 300 miljoen naar de opbouw van de Nederlandse defensie, en 200 miljoen naar ‘reeds in de rijksbegroting opgenomen posten’. Hiervan kreeg in 1957 in overleg met de Amerikanen 100 miljoen een nieuwe bestemming. 30 miljoen werd gestoken in het Europese wegenplan, maar vooral waterwerken profiteerden: de versterking van zwakke plaatsen in de hoogwaterkeringen, het definitieve herstel van Walcheren, de Velsertunnel onder het Noordzeekanaal, en er ging nog weer eens 40 miljoen naar de deltawerken. Dit staaltje Nederlands watermanagement, met iconische prestaties als de Oosterscheldekering, heeft dus volop geprofiteerd van het Marshallfonds.

Katrina, Sandy en Harvey 

Met de kennis en ervaring die de Nederlanders – met Amerikaanse steun – in de nasleep van de Watersnoodramp opdeden, konden zij op hun beurt de Amerikanen weer te hulp schieten: nadat orkaan Katrina in 2005 een spoor van vernieling achterliet in New Orleans, Sandy in 2012 delen van New York onder water zette en Harvey in 2017 voor overstromingen in Houston zorgde. Nederlandse bedrijven en overheidsinstellingen hielpen onder andere mee het water weg te pompen, leidden inspecties van dijken en begeleidden noodoperaties aan waterkeringen. Op uitnodiging van de Nederlandse ambassade kwam senator Mary Landrieu van Louisiana in 2006 met een delegatie ‘op studiereis’ om te leren over Nederlandse waterbouwwerken. Dit werd de aanzet tot de ‘Dutch Dialogues’, een vruchtbare Nederlands-Amerikaanse samenwerking waarin kennisoverdracht en zakelijke contacten centraal staan.

Ook interessant: 

Partners: 

Landen: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!