Dodo Mauritius Kerckhoven

Arnhem op Mauritius: ‘ongeluckige voyage’ naar een ‘heerelijck eylandt’.

In 1661 vertrok het schip de Aernhem vanuit Batavia richting Nederland. Reizen op een VOC-schip was toch al geen pretje, maar de reis in de sloep na een schipbreuk was helemaal een helse tocht. Het verblijf op het eiland Mauritius daarentegen deed paradijselijk aan. De lotgevallen van het schip werden opgeschreven door de ziekentrooster Johannes van Kerckhoven.


Op de reizen van VOC-schepen werd vaak van alles bijgehouden. De leiding van een schip was verplicht een verslag uit te brengen over de reis en nieuwe bevindingen te melden aan de kamers. Soms kozen reizigers een meer literaire invalshoek en waren de verhalen bedoeld voor familie of een breder publiek. Het verslag van Johannes van Kerckhoven is hier een voorbeeld van. Voor zijn zoons schreef hij de Wijtloopig breede en waerachtige Beschrijvinge van de ongeluckige voyage van 't schip AERNHEM.


Storm op zee


Het schip was al een flink eind onderweg richting Kaap de Goede Hoop toen het in een storm terecht kwam. De vrome ziekentrooster zelf had zich al met zijn aankomende dood verzoend, maar werd door zijn twee zoontjes overgehaald toch de reddingsloep in te vluchten. Om zich heen zag hij matrozen bidden tot god of juist de drankkamer plunderen om ladderzat zo min mogelijk van het naderend einde bewust mee te maken. Ruim honderd man zaten in de veel te kleine reddingssloep, terwijl tientallen anderen voor hun ogen verdronken.


Honger en dorst


Men besloot een poging te doen Mauritius te bereiken. Dit was zo’n 120 mijl van de plek waar het schip verging. Een roeiriem diende als mast, een ‘Indische Deecken ofte Combaers’ als zeil. Er was geen druppel drinkwater aan boord; de bemanning moest zich zien te redden op een vingerhoedje sterke drank per dag. Verder was er wat kaas, een lading beschuit en een stuk of zeven pompelmoezen. De knagende honger werd echter volledig overstemd door de dorst en de hitte. Sommige zeelui dronken zeewater, anderen hun eigen urine.


Man overboord


Met meer dan honderd man op een te kleine boot was de situatie bijna onhoudbaar. Al snel gingen stemmen op om mensen overboord te gooien. De schipper stelde voor 50 man per loting te selecteren om zich op te offeren. Dit stuitte echter op grote weerstand. Men besloot het nog een paar dagen aan te zien. Diegenen die buiten de groep vielen waren echter ten dode opgeschreven. Een gek geworden bottelier, een oude mismaakte man, een Portugees en een zwarte slaaf werden zonder pardon overboord gegooid. De slaaf wist de boot nog enige tijd zwemmend bij te houden maar ook hij verdronk uiteindelijk.


Mauritius in zicht


Na meer dan een week verscheen eindelijk de verlossing in de verte, als ‘met het achtste etmael het Eijlandt Mauritius in 't ghesicht [bekomt], het welcke ons geen kleene blijdschap veroorsaeckte’. Eenmaal aangekomen op het eiland lagen de meeste schipbreukelingen eerst een aantal dagen op krachten te komen. Langzaamaan verkende men de binnenlanden, die vol makkelijk te vangen beesten bleken te zitten. Onder deze beesten bevond zich de dodo, die zo’n 60 jaar eerder al beschreven en getekend was door de eerste Nederlandse bezoekers op het eiland. De VOC had zelfs een handelspost op Mauritius gehad, maar die was ten tijde van de schipbreuk al weer enige tijd verlaten.


Paradijs of niet?


De bemanning had het eiland dus voor zichzelf, temeer daar de officieren in hoog tempo de sloep hadden opgeknapt en waren vertrokken richting Ceylon. Derhalve maakten de mannen het zich comfortabel. Hoewel Van Kerckhoven het eiland omschrijft als ‘seer heerelijck’, klaagt hij ook dat de rest van de bemanning verwildert; men komt niet meer naar de zondagse preek en doet precies waar hij zin in heeft. Ook was het voortbestaan op het eiland onzeker; er was geen wet, geen samenleving en geen zekerheid ooit weg te kunnen. Zijn zoons en hij verlieten het eiland daarom met het eerstvolgende (Engelse) schip dat voorbijkwam. Via Madagaskar reisden zij terug naar Batavia, waar ze aankwamen een jaar na hun vertrek uit diezelfde stad, geen meter opgeschoten maar een akelig avontuur rijker.

Bronnen:


Johannes van Kerckhoven, Wijtloopig breede en waerachtige Beschrijvinge van de ongeluckige voyage van 't schip AERNHEM;… (Amsterdam, 1664) Roeper, V. (2002) Zwarte peper, scheurbuik; Kinderen op reis met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (Querido’s Uitgeverij, Amsterdam)


Afbeelding:


Nationaal Archief, Den Haag, Compagnieën op Oost-Indië, nummer toegang 1.04.01, inventarisnummer 136

Ook interessant: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!