Emeritus hoogleraar Paul Klep over de crisis van de jaren ‘30
Het blijft een actueel thema: de economische crisis. In de berichtgeving over dit onderwerp wordt regelmatig verwezen naar de jaren ’30, de tijd van de Grote Depressie. Maar is deze vergelijking wel terecht? IsGeschiedenis vroeg het Paul Klep, emeritus hoogleraar in de economische- en sociale geschiedenis.
In eerste oogopslag vertonen de hedendaagse crisis en de Grote Depressie van de jaren ’30 grote overeenkomsten. In beide gevallen stortte de Amerikaanse aandelenbeurs in, verloor men het vertrouwen in de banken en sloeg de malaise na verloop van tijd vanuit de Verenigde Staten over naar Europa. Bovendien was ook het resultaat van beide crises hetzelfde: zowel in de jaren ’30 als in de hedendaagse crisis werd duidelijk dat de vrije markt zichzelf niet kon redden en moest de overheid op grote schaal ingrijpen.
Landbouwcrisis in de jaren ‘20
Toch loopt enige vergelijking tussen beide crises al snel ‘ in alle opzichten volledig mank’, aldus professor dokter Paul Klep. Volgens de oud-hoogleraar economische- en sociale geschiedenis van de Nijmeegse Radboud Universiteit begint dit al met de oorzaken van de crises. “Het lenen van te veel geld en het niet meer terug kunnen betalen vormt in beide gevallen het zwakke punt. Het kredietmechanisme is in beide gevallen ontaard zou je kunnen zeggen, maar in de jaren dertig is er ook nog een andere oorzaak: de landbouwcrisis.“
Aankondiging dalende winsten
Klep verwijst hiermee naar de mondiale crisis in de landbouw van de jaren ’20, toen veel boeren failliet gingen door de lage landbouwprijzen. Hij vervolgt “Hierdoor nam de consumptie van Amerikaanse industriegoederen scherp af, hoewel dit niet onmiddellijk zichtbaar was. De beurs van New York was in 1928 en in 1929 juist scherp gestegen en de meeste beleggers verkeerden bovendien in een sterk speculatieve mood. Toen er vervolgens toch slechte berichten kwamen was de ontnuchtering door de aankondigingen van dalende winsten en dividenden dan ook des te heviger.”
Beurskrach in 1929
Het gevolg was de beurskrach van 24 oktober 1929, Black Thursday, toen de aandelen op de New York Stock Exchange ineens collectief een vrije val maakten. Klep: “Dat de koersen plotseling zo sterk en massaal gingen dalen hing samen met het feit dat vele beleggers massaal geld van banken hadden geleend in de hoop winsten te maken. Zij moesten terugbetalen, verkochten tegen elke koers en leden enorme verliezen. De banken die het geld hadden uitgeleend werden daarin meegesleurd en gingen failliet.”
Rol van de banken
Het grote verschil met de hedendaagse crisis zit hem met name in de rol van de banken. Werden zij in de jaren ’30 nog grotendeels ‘meegesleurd’ in de malaise, vandaag de dag staan zij als hypotheekverstrekkers aan de basis van de problematiek. “De oorzaak van de huidige crisis moet geweten worden aan het veel te hoog waarderen van enorme pakketten hypotheken van mensen van wie eigenlijk vast stond dat zij alleen in staat waren hun leningen terug te betalen als de prijzen van de huizen zouden blijven stijgen”, aldus Klep.
“Toen er vervolgens echter prijsdalingen van woningen optraden, brak er paniek uit. De overwaardering werd pijnlijk duidelijk en de waarde van de hypotheken nam scherp af. De kopers van deze pakketten hypotheken - beleggingsfondsen, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, particulieren en ook banken - leden gigantische verliezen. Toen de banken daarna ook nog eens overgingen tot gedwongen verkoop van de huizen van wanbetalers trad nog een verdieping van de crisis op.”
Verspreiding van de crisis
Ook wat betreft de verspreiding van de crisis van Amerika naar Europa is er volgens Klep een duidelijk onderscheid. “In de jaren ‘30 werd Europa meegesleurd omdat Europese landen - en met name Duitsland - voor de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog enorme kapitalen hadden geleend van de Verenigde Staten. Die leningen werden in de jaren ‘30 door de Amerikanen opgezegd, waardoor Europa door een plotselinge hevige kredietschaarste in een enorme golf van faillissementen terechtkwam.”
Deze passieve rol staat in sterk contrast met de situatie in de 21e eeuw, waar Europa in de problemen is geraakt door een combinatie van “de onvoorzichtige aankoop van Amerikaanse financiële producten en haar geheel eigen zieke kredietsituaties: een krankzinnige financiering van Spaans onroerend goed klapte in elkaar toen de kopers wegbleven; de hypotheekschuld bij particulieren in Nederland bleek een gevaarlijke bubble te worden toen de prijzen van woningen begonnen te dalen, en verschillende overheden (Ierland, Spanje, Griekenland en Italië) hadden veel te veel geleend en konden deze schulden niet meer terugbetalen."
Ingrijpen van de overheden
Tot slot ziet Klep ook grote verschillen in de manier waarop besloten werd de crisis aan te pakken. "Tijdens de Grote Depressie leefde men volgens het motto 'wie niet kan betalen, gaat meteen failliet'. Zo waren de nationale banken veel passiever en hanteerden zij geen beleid van goedkoop geld uitlenen om faillissementen te voorkomen. Hierdoor liep de werkloosheid in de Amerika op tot 35 procent, in sommige staten zelfs tot 50 procent. Ook in Nederland lag de werkloosheid tussen de 20 en 30 procent. Pas in 1936 werd de gulden gedevalueerd en kon de export zich wat herstellen, maar de werkloosheid bleef op een hoog niveau. "
Dit verzachten van de gevolgen van de crisis van de jaren '30 staat in schril contrast met de actieve aanpak van vandaag de dag. "De politici hebben allemaal in mindere of meerdere mate gekozen voor het afdempen van de faillissementsgolf. Een belangrijk wapen ligt hierbij in handen van de Nationale Banken, die een politiek van zeer goedkoop geld uitlenen volgen. De crisis is zo als het ware vertraagd en kan lang duren, maar zo loopt de werkloosheid in de Verenigde Staten niet veel hoger op dan 9 of 10 procent", aldus Klep.
Lessen voor de toekomst
Ondanks al deze grote verschillen tussen de Grote Depressie en de hedendaagse crisis ziet Klep toch een aantal belangrijke economische lessen die we uit deze gebeurtenissen kunnen trekken, namelijk: "Dat het opbouwen van grote schulden bij particulieren, banken en overheden uiteindelijk zeer gevaarlijk is; en dat als de economie ook maar iets tegen zit, je er maar met heel veel moeite vanaf geraakt. Dus mechanismen die schulden maken bevorderen moeten scherp in de gaten worden gehouden, en faillissementen zonder staatsredding zijn dan weer desastreus voor de werkgelegenheid. Maar zo'n redding doet de staatsschuld weer oplopen.. Het blijft een balans.. "
Paul Klep was van 1980 tot 2011 hoogleraar economische- en sociale geschiedenis aan de Radboud Universiteit te Nijmegen en is inmiddels met emiraat.