Geschiedenis van de radiotelescopen
Dit is groot nieuws. De Square Kilometer Array zal onze vragen helpen beantwoorden over hoe de eerste sterren en sterrenstelsels ontstonden.
Er wordt gebouwd aan de grootste radiotelescoop ter wereld. De zogenaamde Square Kilometer Array zal bestaan uit duizenden afzonderlijke antennes. Deze worden geplaatst in zowel Zuid-Afrika als Australië, om het bereik van de telescoop te vergroten. De eerste radiotelescoop werd uitgevonden in 1931 en stelde de mens in staat om veel verder te kijken dan met een lens.
De eerste ruimtetelescoop werd in 1609 ontwikkeld door Galileo Galilei. Hoewel deze krachtige telescoop in die tijd een revolutionair concept was, konden mensen met een optische telescoop relatief weinig zien. Als er bijvoorbeeld een stofwolk in het heelal hing, sloot dat zicht op die plek uit. In 1931 ontwikkelde de Amerikaanse natuurkundige Karl Guthe Jansky per ongeluk een telescoop die werkte door middel van radiogolven. Jansky was met zijn uitvinding eigenlijk op zoek naar mogelijke ruisfactoren die radiotelefoonverkeer zouden verstoren. Met een antenne-installatie van 30 meter doorsnee ontdekte hij drie storingsbronnen: een nabije onweerswolk, een onweerswolk op grote hoogte, en een signaal dat eens per dag binnenkwam. Het bleek de Melkweg te zijn. Jansky was enthousiast door zijn ontdekking en publiceerde zijn werk. Maar de meeste ruimtewetenschappers stonden sceptisch tegenover de uitvinding.
Een andere Amerikaan, de wetenschapper Grote Reber, vond het werk van Jansky echter inspirerend. Hij bouwde in 1937 eveneens een radiotelescoop in zijn achtertuin. De telescoop van Jansky waren een verzameling antennes, maar het bouwwerk van Grote Reber was een schotel. De telescoop van Reber was veel krachtiger en hij maakte met behulp van het apparaat een eerste ruimtekaart op basis van zijn radiogegevens. Grote Reber ontving weinig hulp van andere wetenschappers. De ruimtewetenschap stond nog steeds sceptisch tegenover het gebruik van radiotelescopen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog veranderde dat echter. Het gebruik van radiogolven werd ingezet in de radartechnologie, om vijandelijke vliegtuigen te kunnen waarnemen. De radargolftechnologie werd sterk verbeterd en deze technologische innovatie kon na de oorlog worden ingezet voor de astronomie. In de jaren ’50 bouwde men al radiotelescopen van 100 meter doorsnee. Toen de ontwikkeling van de computertechnologie op gang kwam, kon de ingewonnen informatie beter verwerkt worden. Omdat men met radiotelescopen veel meer kan zien dan met optische telescopen, werden veel meer ontdekkingen over de aard van planeten, sterren en sterrenstelsels gedaan dan voorheen.
Omdat radiotelescopen uit praktische overwegingen maar tot een bepaalde grootte gebouwd kunnen worden, wordt er vaak een groep kleinere radiotelescopen gebouwd en tellen de wetenschappers de berekeningen bij elkaar op. De Square Kilometer Array is hier een voorbeeld van. Duizenden afzonderlijke antennes zullen samen even veel kunnen waarnemen als een schotel van een vierkante kilometer in omvang.