Joodse opstand in de getto van Warschau
Warschau 1943 - In 1940 begonnen de nazi’s met het dwangmatig verhuizen van Poolse Joden naar de getto van Warschau. Hier zetten de Duitsers zo’n half miljoen Joden bijeen in een oude Joodse stadswijk. De leefruimte van de bewoners werd volledig afgeschermd van de rest van de stad door een drie meter hoge muur met prikkeldraad. Eenmaal daar kwamen de Joden fel in opstand. Het beslissende gevecht begon op 19 april 1943.
Start opstand gettobewoners
In de getto kwamen duizenden Joden om door ziektes, uithongering en willekeurige executies, nog voordat de nazi’s de gettobewoners massaal begonnen te deporteren naar het vernietigingskamp Treblinka. Langzamerhand kwamen de Joden erachter dat ze niet naar werkkampen werden gestuurd, maar naar vernietigingskampen. Zodoende kwamen de overgebleven 40.000 tot 50.000 Joden eind 1942 in opstand. Het eerste gevecht met Duitse troepen vond plaats op 18 januari 1943 toen er een nieuwe golf van deportaties begon.
Macht in handen van de Joden
De opstandelingen slaagden erin de deportaties te stoppen en ze namen de controle in de getto over. Na de succesvolle eerste aanval, bereidden ze zich drie maanden lang voor op de grote tegenaanval. De meesten wisten dat het een onverhoopte strijd zou zijn. Onder de huizen bouwden ze honderden bunkers, in de huizen richtten ze gevechtsstellingen op.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Steun aan de getto
Van buiten de getto kwam er weinig steun. Alleen leden van het Poolse Armia Krajowa-verzetsleger (AK) en de kleine communistische Gwardia Ludowa vielen sporadisch de Duitse wachtposten aan. Ook kregen de opstandelingen een aantal wapens van de AK. Een bepaalde eenheid van dit verzetsleger vocht nog even binnen de getto-muren aan de zijde van de Joden.
De strijd om de getto
Op 19 april 1943, de vooravond van Pesach, begon het definitieve gevecht. De SS-Gruppenführer Jürgen Stroop nam de leiding over de Duitse troepen en ze droegen zwaar materieel de getto binnen, terwijl ze werden bestookt door geweervuur, granaten en molotov-cocktails. Vervolgens brandden de nazi’s elk huis systematisch plat en begonnen ze met artilleriebeschietingen. Opgepakte strijders werden direct vermoord. Al gauw stond de hele getto in brand en bleef er weinig van over. De overgebleven opstandelingen kwamen hierdoor steeds meer in het nauw. Mordechaj Anielewicz, de leider van de opstand, sneuvelde op 8 mei.
Warschau na de opstand
Nadat de laatste Joden waren omgekomen, maakten de Duitse troepen de oude stadswijk met de grond gelijk. Een groot deel van het centrum van Warschau was van de aardbodem verdwenen, net als de omvangrijke Joodse bevolking die de stad voorheen kende. Bovenop de ruïnes richtten de Duitsers een concentratiekamp en een gevangenis op, waar ze nog veel executies uitvoerden. De opstand had aan ongeveer 7000 Joden het leven gekost. De overige 40.000 personen deporteerden de nazi’s naar vernietigingskamp Treblinka.
Andere opstand
De Joodse opstand wordt overigens vaak verward met de tweede opstand van Warschau in 1944. Deze tweede opstand was onderdeel van een landelijke opstand.