Kunststromingen van het fin de siècle
Het fin de siècle (Frans voor: einde van de eeuw) is een stijlperiode vanaf het eind van de negentiende tot het begin van de twintigste eeuw. De moderne tijd bracht door verschillende ontwikkelingen op technologisch, politiek en sociaaleconomisch gebied grote verwarring onder de bevolking teweeg. Veel vertrouwde zekerheden vielen weg, waardoor men worstelde met tegenstrijdige gevoelens, zoals angst en verwachting voor de nieuwe eeuw. Deze gevoelens uitten zich in de kunsten, waarin er met de maatschappelijke veranderingen werd meegegaan of er juist tegenin werd gegaan. Hierdoor ontstonden er verschillende nieuwe kunststromingen in het fin de siècle.
Kunstenaars zochten een manier om uit de verwarrende en onzekere realiteit te stappen, het zogenoemde escapisme. Dit deed men door veel luxe en genot te zoeken. Zo gebruikten veel kunstenaars drugs om aan de werkelijkheid te ontsnappen. Maar sommigen vonden ook een ontsnapping in ‘overbeschaving’, kunstenaars probeerden het reële beeld in hun kunst zo te verfijnen en te verfraaien dat het niet meer natuurlijk oogde. Deze schoonheidsleer wordt ook wel estheticisme genoemd.
Estheticisme
In het estheticisme staat het streven naar schoonheid centraal. Estheten geloofden dat kunst geen maatschappelijke opvoedkundige rol moest hebben. Kunst hoefde geen boodschap over te brengen, maar diende er enkel voor om mooi te zijn. Het wordt ook wel het ‘l’art pour l’art’-principe genoemd, de kunst om de kunst. Dit streven naar schoonheid moest zich overigens niet beperken tot de kunst. Het was een levensovertuiging, waarin men vond dat kunst niet het leven moest uitbeelden, maar dat het leven juist de kunst moest volgen. In alle aspecten van het leven moest er gestreefd worden naar het schoonheidsideaal. Deze overtuiging was terug te zien in architectuur en interieur, maar ook in kleding. Zo leefden veel volgelingen van deze beweging als dandy's, die vanuit levensovertuiging veel aandacht besteedden aan het uiterlijk. Als woordvoerder en belangrijke vertegenwoordiger van het estheticisme was de schrijver Oscar Wilde een toonaangevende dandy. Toen hij meer en meer in opspraak kwam, onder meer vanwege zijn homoseksualiteit, wat indertijd verboden was, betekende dit tevens de neergang voor het estheticisme.
Impressionisme
Het impressionisme was in de jaren 60 van de negentiende eeuw ontstaan uit de schilderkunst. Het woord impressionist was een geuzennaam, ontstaan door een kunstcriticus die het schilderij Impression, soleil levant van Monet bekritiseerde. De criticus noemde de nieuwe beweging in 1874 'les impressionistes.' Maar waarom die kritiek op de jonge kunstenaars?
De schilders maakten hun werken niet zoals gebruikelijk in hun atelier, maar gingen naar buiten om te schilderen. Ook waren ze de eersten die geen religieuze of maatschappelijke boodschappen in hun kunstwerken lieten doorschemeren. Ze schilderden gewoon wat ze zagen. Zo legden zij willekeurige aspecten van het dagelijks leven vast op het doek, zoals een visser op een boot of een terras vol mensen uit de bourgeoisie.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Licht en lichtval speelden een belangrijke rol in deze stroming. Impressionisten wilden dat wat ze zagen zo waarheidsgetrouw mogelijk vastleggen. Daarom moest een schilderij snel klaar zijn, anders was het natuurlijke licht alweer veranderd. Dat er vlug werd geschilderd is terug te zien in de impressionistische schilderijen die met losse penseelstreken zijn gemaakt. Doordat de impressionisten buiten schilderden hadden ze een scala aan kleuren die in een atelier niet te zien waren. Hierdoor kenmerken de impressionistische werken zich door hun lichte en kleurrijke karakter. Doordat het zonlicht gedurende de dag verandert, werden gezichten die eerder waren geschilderd met een andere kleur overnieuw gedaan. Hierdoor ontstonden de vlekkerige gezichten die zo kenmerkend zijn voor deze stroming. De snelheid en het veranderende licht, maakten dat het werk niet zo gedetailleerd was als dat uit een atelier. Daar was veel kritiek op door de conservatieve schilders. Maar het bracht ook een revolutionaire kunststroming met zich mee, die wij vandaag de dag nog steeds kennen en kunnen waarderen.
Naturalisme
Een stroming waarin de kunstenaars ook graag in de buitenlucht schilderden was het naturalisme. Het onderwerp van veel kunstenaars was voornamelijk het dagelijks leven op het platteland. De kunstenaars met een voorliefde voor de natuur probeerden echter zo gedetailleerd mogelijk weer te geven wat ze zagen. Hiermee hadden ze veel aandacht voor het ontwikkelen van schildertechnieken. Naturalisten wilden aantonen dat de ontwikkelende fotografie niet verheven was boven de schilderkunst. Maar ze gebruikten de fotografie ook. Zo maakten ze vaak schilderijen aan de hand van foto's als voorbeeld, om een zo realistisch mogelijk beeld te krijgen. Het naturalisme wordt vaak foutief onder de noemer realisme gezet, maar er zijn grote verschillen.
Realisme
Net als in het naturalisme wilden de kunstenaars binnen het realisme een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld maken van hetgeen ze observeerden. Maar een belangrijk verschil is dat realisme-kunstenaars niet alleen het onschuldige platteland op het doek vastlegden, maar ook de harde realiteit van de armoedige arbeidersklasse in de grote steden. Hiermee zetten ze zich af van de geromantiseerde afbeeldingen van het leven in de maatschappij, zoals in de romantiek van eerste helft van de negentiende eeuw gebruikelijk was. De stroming was net als het socialisme kritisch op de maatschappelijke verhoudingen. De realisten wilden de rauwe werkelijkheid en het lot van de arme werkende klasse onder de aandacht brengen en vonden bijvoorbeeld een podium in satirische bladen.
Symbolisme
Een stroming die zich afzette tegen het naturalisme en het realisme, die de werkelijkheid zo objectief mogelijk verbeeldden, was het symbolisme. Het symbolisme ontstond in de jaren 80 van de negentiende eeuw. Deze stroming richtte zich op de literatuur en de muziek, maar het symbolisme is vooral terug te zien in de schilderkunst uit deze periode. Vincent van Gogh was bijvoorbeeld een symbolistische kunstschilder. Ook kunstenaars als Picasso en Piet Mondriaan hadden hun wortels in het symbolisme. Het symbolisme had grote invloed op latere stromingen als het expressionisme en het surrealisme. In het symbolisme staat de verbeelding en intuïtie als drijfveer binnen een kunstwerk centraal. Kleur moest expressief worden gebruikt, in plaats van dat het kleurgebruik een beschrijvende functie had. Zo weken kleuren in een schilderij vaak af van de werkelijkheid waardoor er een surreëel beeld ontstond. Binnen het symbolisme ontstonden er twee belangrijke groeperingen, het synthetisme en Les Nabis.
Het synthetisme kwam uit de koker van Paul Gauguin en Emile Bernard. Zij schilderden liever geen bestaande voorwerpen of taferelen, maar haalden hun inspiratie uit hun eigen dromen of herinneringen. In het synthetisme liet men liever de eigen fantasie spreken in plaats van de werkelijkheid uit te beelden. De kunstwerken waren expressief, er werd meer waarde gehecht aan de emotie die een schilderij overbracht dan een intellectuele boodschap. De kunstenaars wilden de persoonlijke visie van de schilder laten doorsijpelen, waardoor het kunstwerk een erg subjectief karakter kreeg.
Les Nabis (wat zich vertaalt als 'de profeten') lieten zich door het synthetisme inspireren, maar zij haalden er ook de art nouveau en de Japanse prent bij. Onderwerpen waren voornamelijk bijbelse verhalen, die op mystieke wijze werden uitgebeeld.
Het symbolisme kenmerkt zich door haar zware en donkere thema’s, zoals de dood. Hiermee onderscheidde het symbolisme zich van het lichtvoetige Jugendstil dat tegelijkertijd opkwam.
Jugendstil of art nouveau
De Jugendstil of art nouveau ontstond uit de Engelse Arts and Crafts-beweging. Tijdens de Industriële Revolutie werden producten gemaakt door machines, die sneller en meer konden produceren dat de ambachtslieden voorheen. De Arts and Crafts-beweging wilde terug naar de ambachten van voor de massaproductie. Hun principe was dat aan een product te zien moest zijn hoe het was gemaakt. Een belangrijk lid van de beweging was William Morris (1834-1896). Hij onderwees zijn leerlingen in de ambachtelijke vormen van kunst. Zo leerde hij ze onder meer kalligrafie, een letterkunst die met de komst van de drukpers grotendeels verloren was gegaan. Hij zette zulke vakmanschappen weer op de kaart als zijnde kunst en de beoefenaars hiervan als kunstenaars.
Uit Morris’ ideeën is de Jugendstil ontstaan, een kunststroming die zich voornamelijk uit in architectuur en vormgeving. De naam komt van het Duitse weekblad Die Jugend. Jugenstil-kunstenaar streefden naar schoonheid en wilden ook tegen het mechanische van de Industrialisatie ingaan. Zo maakten ze letters van verschillende grootte en hoogtes, om zich duidelijk te onderscheiden van de eentonige drukpers.
De Jugendstil kenmerkt zich het meest door een steeds terugkomende golvende lijn met een bijna kalligrafisch karakter. Jugendstil-kunstenaars lieten zich inspireren door motieven uit de natuur, zoals planten en dieren. Vandaag de dag komen we nog steeds overal plant- en diermotieven tegen. De afbeeldingen hoefden overigens niet waarheidsgetrouw te zijn, maar werden soms erg gestileerd. Het vrouwenfiguur dat in deze stroming naar voren komt is slank. Ook symbolen komen in de kunstwerken veelvuldig voor, iets dat overgewaaid is uit het symbolisme.
Aan nagenoeg al deze stromingen kwam een einde in 1914, toen de Eerste Wereldoorlog begon. Toen in 1918 de vrede was hersteld wilde men vooruit kijken en werd er niet meer teruggegrepen naar de op decadentie geïnspireerde kunststromingen van voor de Eerste Wereldoorlog.