Nederlandse krijgsmacht als hippieleger
Veertig jaar geleden waren lange lokken niet alleen hip in het straatbeeld, maar ook binnen het Duitse en Nederlandse leger. Na een experiment van anderhalf jaar ging vanaf mei 1972 de schaar er weer in bij de oosterburen. Zo niet in Nederland, waar het soldatenhaar vrij mocht groeien na de geruchtmakende zaak van soldaat Rinus Wehrmann in 1971. Hoe de Nederlandse krijgsmacht van de seventies internationaal de reputatie kreeg van 'hippieleger'.
Tekst: Norbert-Jan Nuij
Op 15 maart 1971 meldden zich 388 dienstplichtigen bij het Artillerie Opleidingscentrum in Bergen op Zoom. Eén van de jonge rekruten is de twintigjarige Rinus Wehrmann uit Den Haag. Hij, en veertien anderen, krijgen direct te horen dat ze naar de dienstkapper moeten. Rinus vertikt het zijn schouderlange manen af te laten knippen. Wehrmann gaat op zijn eerste dag meteen in arrest wegens het weigeren van een dienstbevel. De krijgsraad veroordeelt hem op 26 mei tot één jaar en negen maanden cel. Nog geen maand later is niet alleen Rinus Wehrmann vrij, maar ook de militaire haardracht. Tot verbijstering van de legerleiding. Hoe had het zo ver kunnen komen?
Goed geknipt
In het ordelijke naoorlogse Nederland van de jaren vijftig was de keurige haarmode een afspiegeling van een keurige maatschappij en krijgsmacht in opbouw. Het volgende decennium kwam de maatschappij in de greep van een dynamisch proces van verandering. Nozems en provo’s waren de voorhoede van een kritische generatie jongeren, die onder invloed stond van de uitdijende haarbossen van hun rebelse pophelden zoals Bob Dylan, de Beatles, Stones en Doors.
De krijgsmacht, een massief bolwerk van orde en gezag, had moeite met het bijbenen van de snelle maatschappelijke veranderingen. Reglementen en voorschriften, zoals voor de militaire haardracht, dateerden vaak nog van ver voor de Tweede Wereldoorlog. 'Hoofdhaar knevel en baard mogen naar verkiezing gedragen worden', maar wel 'kort en overigens goed geknipt'. In de praktijk bepaalden de commandanten wat ‘goed geknipt’ inhield: geen Beatles-bob dus.
Met de uitdijende haardossen groeide ook de weerzin onder dienstplichtigen om hun hippe burgerhaar in te ruilen voor het uniforme 'bloempotkapsel', met soms verstrekkende gevolgen. Zo kreeg in 1967 een soldaat voor zijn weigering naar de kapper te gaan anderhalf jaar detentie aan zijn broek. De zaak triggerde de discussie over de haardracht en het militaire strafrecht. Vooral de in 1966 opgerichte ‘soldatenvakbond’ Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM), maakte zich hard voor de rechten van de rekruten en ‘vermaatschappelijking’ van de krijgsmacht.
Langharige pruiken
Begin 1970 probeerde de top van de krijgsmacht om tot een duidelijker, wat soepeler, voorschrift voor de haardracht te komen. Omdat de strikte marine dwarslag kwam de modepolitie van de landmacht – die het gros van de dienstplichtigen absorbeerde - met een eigen nieuwe bepaling. Het haar mocht niet over ogen, oren en kraag vallen. Voor de krijgsmacht was de tegemoetkoming van enkele centimeters langer haar wellicht een hele concessie, maar op de Woodstock-generatie zal het weinig indruk gemaakt hebben.
Algemeen Dagblad signaleerde in het najaar van 1970 zelfs een trend onder dienstplichtigen van het kopen van langharige pruiken voor in het weekeinde “om er voor mijn vrienden weer een beetje gewoon uit te zien”. De dienstschaar vernielde het kapsel, maar ook het ego en imago van jongeren. Een krantenbericht uit die tijd illustreert de frustratie. Een soldaat kreeg dertig gulden boete na vernieling van een spiegel in een dancing. Aanleiding was een meisje dat weigerde met hem te dansen: “Ik dans alleen met langharige jongens”, had ze gezegd.
Rolmodel
Op 9 februari 1971 besloot West-Duitsland de haardracht in de Bundeswehr vrij te laten. Nog dezelfde dag riep de VVDM op het Duitse voorbeeld te volgen. Op 10 mei boden drie VVDM-militairen, getooid met lange pruiken, een petitie met 10.000 handtekeningen aan bij het ministerie van Defensie. De soldatenvakbond, inmiddels 30.000 leden sterk, zag kans om via de zaak Wehrmann de haardrachtkwestie aan te zwengelen tot een kleine mediahype. De Haagse volksjongen ontving 4500 brieven en kaarten en ook de kranten stonden bol van steunbetuigingen.
In de pers lag niet alleen de strafmaat onder vuur, maar draaide de discussie ook om de vraag waarom iemand met lang haar geen goed soldaat kon zijn. Wehrmann werd het rolmodel van de langharige soldaat, in het spoor van illustere aanvoerders als Michiel de Ruyter of Napoleon.
Na de Tweede Kamerverkiezingen van 28 april kwam de inmiddels demissionaire minister Den Toom steeds meer onder publieke en politieke druk te staan om de haardracht vrij te geven. Op 16 juni gaf de minister uiteindelijk toe.
Triomf van de lange haren
Een week later, op 23 juni, ging Wehrmanns in hoger beroep. Het hof schroefde destrafmaat terug tot één week cel, en vanwege aftrek van zijn voorarrest verliet hij als vrij man de rechtszaal. Bij zijn ouders op de bank stond ‘de held van het vrije haar’ de pers te woord. Op 8 juli ging de nieuwe Regeling Haardracht van kracht, waarbij de haardrachtkeuze werd vrijgelaten met inachtneming van veiligheid, hygiëne en operationele eisen. Was dit vanwege (te) lang haar niet mogelijk, dan was een haarbeschutting verplicht. In de praktijk: een helmnetje als haarnetje.
Incroyable
Het meest fotogenieke voorbeeld van de vermaatschappelijking van de krijgsmacht was hiermee een feit. Tot ontzetting van de militaire top, die zich al snel groen en geel ergerde aan het ‘potsierlijke’ uiterlijk van de dienstplichtigen. In september 1972 beklaagde de legerleiding zich in een memorandum over verslechterde hygiëne en discipline, en wees op forse internationale imagoschade voor de krijgsmacht: bij een foto in de Franse pers van langharige Nederlandse soldaten stond als onderschrift ‘Incroyable mais vrai'.
Eerder al was in West-Duitsland de vrije haardracht (sinds 15 mei 1972) ingetrokken vanwege medisch-hygiënische (“Dreck und Speck im Haar”) bezwaren. Toch zal ook de vrees voor verslapte discipline en reputatieschade voor de Bundeswehr meegespeeld hebben. Want hoeveel ontzag zou deze 'hairforce' achter het IJzeren Gordijn afdwingen?
Minister De Koster neigde naar terugdraaien van de vrije haardracht, maar niet in verkiezingstijd. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 29 november en installatie van het progressieve kabinet Den Uyl verdween de inperking van de vrije haardracht van de agenda.
Not done
De vrije haardracht werd bij uitstek het symbool voor het idee van de militair als ‘burger in uniform’, maar kan evengoed voor een doorgeslagen vermaatschappelijking van het leger staan. Al bleek verrassend genoeg uit verslagen van Navo-oefeningen dat de hippies van 'the shaggy army' niet onderdeden voor hun bondgenoten. Langharig en kritisch, maar niet kortzichtig en vaak goed geschoold.
Met een ander modebeeld in de jaren ’80 verdween het lange haar uit de krijgsmacht, om na de omvorming tot een beroepsleger midden jaren ’90 een curiositeit te worden. Hoewel de regeling voor vrije haardracht officieel nooit is afgeschaft, is de gedragscode 'kort' en langer haar voor de praktisch ingestelde (manlijke) beroepsmilitair vandaag de dag even ‘not done’ als voor 1971.