Trans-Atlantische slavenhandel
Een groot onderzoek naar de herkomst van Trans-Atlantische slaven dat in 2012 verscheen, heeft nieuwe kaarten van een voormalig koninkrijk in Afrika gemaakt. De kaarten die het onderzoek van Henry Lovejoy, een professor aan de Universiteit van Colorado, heeft voortgebracht, kunnen mogelijk meer duidelijkheid geven over de vraag waar de slaven uit de Trans-Atlantische slavenhandel nou precies vandaan kwamen. Maar wat weten we eigenlijk over deze slavenhandel?
Driehoekshandel
Onder leverbare slaven werden gerekend: “degene die niet blind, lam nog gebroken sijn, ende ook dewelke geen besmettelijke siekte hebben”. In de zestiende eeuw ontstond de Trans-Atlantische slavenhandel, een driehoekshandel tussen Europa, West-Afrika en Amerika. Het doel was om handelswaar zo financieel mogelijk te verhandelen. Ook slaven werden gezien als handelswaar. Nederland was één van de landen die in slaven handelde.
De ontdekking van Amerika
Nadat Cristoffel Columbus in 1492 Amerika ontdekte, werd het ‘nieuwe’ continent gekoloniseerd door verschillende Europeaanse landen. De kolonisten ontdekten al snel dat de bodem op veel plekken geschikt was voor suikerplantages. Daarom stichtten ze plantages, waarop ze aanvankelijk de inheemse indianenbevolking gedwongen te werk stelden. Veel indianen stierven echter door de ziektes die de Europeanen met zich meebrachten. Zodoende werd besloten dat werkkracht ergens anders vandaan moest komen.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Afrika
Sinds de vijftiende eeuw handelden de zeevarende Europese landen met West-Afrika. Landen zoals Portugal, Frankrijk, Spanje, Engeland en de Republiek der Nederlanden verkregen producten als goud en ivoor van koninkrijken aan de West-Afrikaanse kust. De slavenhandel begon toen de Afrikaanse vorsten gijzelaars uitleverden aan de Europese handelaren. De Europeanen zagen echter al snel brood in de mensenhandel en vooral de Portugezen zetten een grootschalige slavenhandel op touw.
De WIC en de driehoeksvaart
De Republiek der Nederlanden begon aan de slavenhandel toen in 1621 de West-Indische Compagnie (WIC) werd opgezet. Dit bedrijf onderhield net zoals de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een machtige handelsvloot die geschikt was om oorlog te voeren. De Nederlandse koloniën in Amerika hadden behoefte aan slaven. De WIC, maar ook het Zeeuwse bedrijf Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), speelden met de zogenaamde driehoeksvaart in op deze vraag. De handelaars voeren naar Afrika om slaven te vergaren, losten hun ‘handelswaren’ in Amerika en voeren met waren uit Amerika weer naar Nederland. Deze manier van handelen was aantrekkelijk, omdat de koopmannen op elk deel van de reis inkomsten hadden. In 1638 werd de Portugese kolonie Jorge Elmina veroverd door de WIC-vloot en had de Republiek een handelsbasis waar ze slaven konden inwinnen.
Slavenforten
Sommige Afrikaanse heersers, zoals die van de Ashanti, maakten gebruik van deze handelsmogelijkheid. Ze voerden plundertochten uit in de omgeving en namen mensen uit omliggende gebieden gevangen, om ze vervolgens als slaaf aan de Europeanen te verkopen. Daarvoor zetten de handelaars speciale slavenmarkten op en bouwden ze forten waar de slaven tijdelijk werden ondergebracht voordat ze op de gevaarlijke reis naar het Caribisch gebied en Zuid-Amerika begonnen. Ook bij Jorge Elmina lag zo’n gebouw.
Van Afrika naar de Nieuwe Wereld
Het tweede deel van de reis ging van Afrika naar de Nieuwe Wereld. De slaven werden vervoerd naar Amerika met slavenschepen. Ze werden beschouwd als handelswaar en om zoveel mogelijk slaven te kunnen vervoeren, verdeelden de slavenhandelaren het ruim in kleine compartimenten. De slaven werden stevig vastgeketend en hadden maar weinig bewegingsruimte. Vanwege de slechte hygiëne en de manier waarop ze behandeld werden, stierven veel slaven onderweg aan scheurbuik, dysenterie en uitdroging. Ongeveer één achtste van de vervoerde slaven overleefde de reis niet. De schepen voeren naar slavendepots in het Caribisch gebied, zoals Curaçao, waar grote slavenmarkten waren. Plantage-eigenaren uit grote delen van Zuid-Amerika kwamen hierheen om slaven te kopen die ze op hun plantages te werk konden stellen.
Terug naar Europa
Na de slaven in de Nieuwe Wereld te hebben verkocht, kochten de handelaren goederen in zoals suiker, tabak, koffie en katoen. Met een volgeladen schip voeren ze dan weer terug naar Europa. De schepen van de WIC vervoerden hun kostbare lading naar verschillende koophuizen in Amsterdam, Middelburg en Rotterdam, waar de koopwaar werd verkocht. Daarna begon de driehoeksvaart weer opnieuw. De Trans-Atlantische slavenhandel verdween nadat er in de negentiende eeuw een grote verontwaardiging ontstond over slavernij. Op 1 juli 1863 schafte Nederland de slavernij af en kwam de slavenhandel ten einde.
Meer weten over het onderzoek van Henry Lovejoy over de herkomst van de Transatlantische slaven?
Afbeelding
- Wikimedia Commons: Barconegrero