Urenlang teksten overschrijven: het verdwenen beroep van de kopiist
De uitvinding van de boekdrukkunst heeft ervoor gezorgd dat we bijna nooit meer teksten over hoeven te schrijven. Dit was in de middeleeuwen wel anders. Men moest met een schrijfveer teksten overschrijven en vertalen. Een kopiist is een beroep, dat nu niet meer bekend is, maar een paar eeuwen geleden onmisbaar was.
In de middeleeuwen kostte het veel tijd om boeken te maken. Voordat het papier werd uitgevonden, werden boeken op perkament gedrukt. De perkamentmaker maakte er mooie en blanke vellen van, waaruit schrijfvellen werden gesneden. Er werd belijning aangebracht zodat de kopiist mooie recht lopende regels kon schrijven. Vervolgens werden er gaatjes in het perkament geprikt en werden er met een puntig voorwerp, horizontale en verticale lijnen gemaakt. Daarna schreef de kopiist de boeken en teksten over. Het beroep kopiist was in de tiende en elfde eeuw een bekend middeleeuws beroep. Omdat het vooral geestelijken waren, die leerden lezen en schrijven, was de kopiist vaak monnik en schreef de kopiist vooral religieuze teksten over.
Nauwkeurig
Het overschrijven van teksten was een nauwkeurig werkje. Soms kon het voorbeeld precies overgeschreven worden, maar veel vaker was dat niet het geval. Het voorbeeldboek had bijvoorbeeld een ander formaat en indeling dan de kopie. Er moest daarbij rekening worden gehouden met waar de titels van de hoofdstukken geplaatst werden, maar ook welke tekstgedeelten met initiaal versierd moesten worden. Bij het kopiëren van de teksten werd er dus goed gekeken naar de vormgeving. Daarnaast werd er geschreven met een veer die regelmatig bijgesneden moest worden. Behalve dat het een baan was waar veel aandacht voor nodig was, was het ook zwaar werk. Zo moesten kopiisten urenlang schrijven, vaak staand en bij weinig licht, waardoor zij een slechte houding kregen en hun zicht verminderde.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Scriptorium
Een kopiist werkte in een scriptorium. De naam is afkomstig van het Latijnse woord ‘scribere’ wat schrijven betekent. Het scriptorium was een ruimte in een klooster waar monniken teksten en boeken vertaalden en overschreven. Het scriptorium werd ook wel ‘schrijfkamer’ genoemd. Tot de elfde eeuw vond het vervaardigen van handschriften met name in kloosters plaats. Vanaf de dertiende eeuw werkten beroepskopiisten ook vanaf kathedraalscholen en universiteiten.
Uniek
Elk exemplaar dat de kopiist schreef werd gezien als uniek. Een kopiist had vaak een eigen schrijfstijl en soms werden teksten verkeerd geïnterpreteerd of werden er vergissingen gemaakt. Dit kwam doordat kopiisten lange dagen maakten, waardoor vermoeidheid voor fouten zorgde. Maar een kopiist maakte soms ook bewust aanpassingen aan een tekst, om aan de eisen en smaak van de opdrachtgever te voldoen. Zo werd moeilijke taal aangepast en werden onduidelijke begrippen vervangen of weggehaald. Hierdoor is er niet echt meer te spreken van het kopiëren van een tekst, maar meer van het compleet herzien van een tekst. Vele auteurs verweten het daarom kopiisten om op deze manier teksten over te schrijven.
Wanneer verdween het beroep?
De vraag naar teksten nam vanaf de veertiende eeuw steeds meer toe, van zowel de kloosters als de samenleving. Voor kopiisten was de vraag te groot om het bij te houden. Toen de boekdrukkunst rond 1450 haar intrede deed, werd het beroep van kopiist daardoor steeds minder belangrijk. Met een drukpers kon in een fractie van de tijd een veel groter aantal kopieën worden gemaakt. Dat kon vaak nog goedkoper ook, waardoor de kopiisten op den duur overbodig werden.
Bronnen:
- Literatuur-geschiedenis: Hoe komen middeleeuwse boeken tot stand?
- Historiek: Scriptorium-Schrijfkamer in het klooster
- DBNL: Het literaire leven in de middeleeuwen