VOC-schip de Batavia
Op een eilandje voor de Australische kust hebben archeologen de resten gevonden van vijf opvarenden van VOC-schip Batavia. Op 29 oktober 1628 voer het schip vanaf Texel uit naar Nederlands-Indië, maar het liep in 1629 bij Australië op de klippen. De gevonden opvarenden zijn waarschijnlijk vlak na de scheepsramp in een gezamenlijk graf te rusten gelegd. Hoe verliep de noodlottige reis van de Batavia?
Het schip vertrok in oktober 1628 vanaf de rede van Texel. Aanvankelijk als deel van een grotere vloot, met aan boord 341 opvarenden, onder wie 38 vrouwen en kinderen die als passagier aan boord waren. Al bij vertrek gingen de eerste zaken mis. In de ondiepe wateren voor de kust van Holland en Texel, liep het schip aan de grond, maar al snel kon de Batavia loskomen en na een kleine dag oponthoud écht vertrekken. Meer oponthoud ontstond er in het Kanaal, waar de wind verkeerd stond en de hele vloot op de rede van Duins moest wachten op beter weer. Hierna verliep de reis tot Kaap de Goede Hoop echter zonder grote bijzonderheden.
Bijzonderheden wat betreft het zakelijke verloop van de reis om precies te zijn. Aan boord liepen de zaken alles behalve soepel. Dat bleek tijdens de stop voor Kaap de Goede Hoop. Diverse van de hooggeplaaste bemannignsleden waren onderweg behoorlijk met elkaar in conflict gekomen en terwijl het schip voor anker lag voor Kaap de Goede Hoop, bereikte de onenigheid een kookpunt.
Samenzwering en muiterij
De opperkoopman op het nieuwgebouwde VOC-schip Batavia was Francois Pelsaert. Onder hem stonden schipper Adriaan Jacobszoon en onderkoopman Jeronimus Corneliszoon. Tussen Pelsaert en Jacobszoon boterde het echter niet. Naar verluidt waren de pogingen van schipper Jacobszoon om een van de vrouwelijke passagiers te versieren, de aanleiding voor de onenigheid. Jacobszoon zou te opdringerig gedrag tegenover de vrouwen aan boord hebben vertoond en Pelsaert dreigde met maatregelen, wat bij Jacobszoon weer kwaad bloed zette. Bij Jacobszoon was het idee ontstaan om de Batavia te kapen. Hij haalde Corneliszoon over om aan de muiterij mee te werken. Op het schip was voldoende goud en zilver aanwezig om de kapers een goed leven op een onbekende locatie te verschaffen.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Jacobszoon en zijn medestanders probeerden Pelsaert te dwingen om de volledige bemanning van het schip te straffen door met een kleine groep een van de dames aan boord aan te randen, waarbij de aanranders onherkenbaar zouden zijn. Omdat zo'n collectieve straf voor velen onrechtvaardig zou zijn, hoopte Jacobszoon dat hij genoeg bemanningsleden aan zijn kant kon scharen om het schip succesvol te kapen. De rest zou overboord worden gezet. Het plan mislukte echter. Pelsaert ging tegen de verwachting in niet over tot een collectieve straf, maar besloot de strafzaak na aankomst op Java af te handelen.
De Batavia loopt op de klippen
De sfeer aan boord was echter goed verpest. De schipper, eindverantwoorlijke voor de navigatie, voerde zijn werk minder nauwkeurig uit en door navigatiefouten liep de Batavia op 4 juni 1629 vast op een koraalrif ten westen van Australië. Van de 322 opvarenden wisten ongeveer 280 een twee nabijgelegen eilanden te bereiken. Al snel ontstond er grote onenigheid tussen de verschillende groepen drenkelingen. Het feit dat delen van de bemanning het schip plunderden alvorens het te verlaten, maar ook de verdeling van drinkwater leverde conflict op. Nadat zij een vruchteloze poging deden om drinkwater te vinden, besloten Pelsaert en Jacobszoon met een paar bemanningsleden in een van de reddingsboten naar Batavia, het huidige Jakarta, te varen. De reis duurde 33 dagen en wonderbaarlijk genoeg overleefden alle opvarenden de tocht, ondanks de beperkte voorraden aan boord.
Jeronimus Corneliszoon op het eiland
Pelsaert werd direct teruggestuurd naar de overige overlevenden nabij het scheepswrak van de Batavia, waar Corneliszoon de leiding had gekregen over de achtergebleven groep drenkelingen. De situatie daar was echter penibel. Voedsel en water waren beperkt en door tekort aan drinkwater werden velen ziek, of stierven zelfs. Regen bood soelaas, maar de verhoudingen tussen de overlevers was inmiddels nog verziekter geworden. De ideeen van muiterij leefden nog steeds, ook onder Corneliszoon. Hij had nog steeds het plan om een nieuw leven te beginnen met het goud en zilver van de Batavia. Iedereen die hem in de weg kon staan, werd uit de weg geruimd. Eerst door bijvoorbeeld mensen overboord te gooien tijdens zoektochten naar drinkwater, maar later vonden er openlijke moodpartijen plaats. In totaal werden in de twee maanden op het eiland minstens 110 mensen vermoord, ook de vrouwen en kinderen werden niet gespaard.
Pelsaert verslaat de muiters
Twee maanden nadat hij de groep had achtergelaten, kwam Pelsaert terug bij de drenkelingen. Een groep soldaten die op een ander eiland was achtergebleven, had weerstand kunnen bieden aan de muiters. Zij konden Pelsaert tijdig waarschuwen voor de groep van Corneliszoon. Pelsaert was op zijn hoede en de bende werd gevangen genomen. Corneliszoon werd samen met een aantal handlangers ter dood veroordeeld. Uiteindelijk overleefden slechts 68 mannen, 7 vrouwen en 2 kinderen de scheepsramp van de Batavia.
Afbeelding:
Gravure uit het boek Ongeluckige voyagie, van't schip Batavia, door Jan Janszoon naar de dagboeken van Francois Pelsaert, 1647. [Public Domain via Wikimedia Commons]