5 bekende en minder bekende handelscompagnieën der Lage Landen
In de zestiende en zeventiende eeuw groeide de Republiek uit tot de belangrijkste zeemacht van de wereld. Zowel vóór als na de oprichting van de VOC kenden de Lage Landen nog enkele andere belangrijke handelscompagnieën. In dit artikel worden een aantal van deze – voor velen onbekende – compagnieën besproken en komen tevens de bekende VOC en WIC aan bod.
Compagnie van Verre
In 1594 werd in Amsterdam de Compagnie van Verre opgericht. Deze handelscompagnie had als doel een eigen specerijenhandel in Oost-Indië. Als gevolg van het verdrag van Tordesillas in 1494 had Portugal een monopolie op de handel in het Oosten, maar de Republiek wilde nu zelf de touwtjes in handen nemen.
Met vier schepen naar Indië
De Compagnie kreeg toestemming voor de bouw van vier schepen. Deze schepen voeren in 1595 naar Indië, om daar een poging te doen om Bantam te veroveren voor de handel in zwarte peper. Ze wilden absoluut geen oorlog ontketenen en vermeden zodoende de Portugezen op zee.
De Eerste Schipvaart
De reis naar Indië staat bekend onder de naam ‘Eerste Schipvaart’ en was de eerste Nederlandse handelsexpeditie naar Indië. De reis verliep op zijn zachtst gezegd niet voorspoedig. Al snel leed meer dan de helft van de bemanning aan scheurbuik en als gevolg van plunderingen en aanvallen van inheemse volkeren onderweg, kwamen er meer dan 150 bemanningsleden om het leven. Bij thuiskomst waren er nog maar 89 bemanningsleden in leven; twee van hen waren achtergebleven in Indië. De reis had geen winst opgeleverd, maar het doel van de reis was behaald. Het was mogelijk gebleken om Indië te bereiken zonder in conflict te geraken met de Portugezen.
Titel: | De holle compagnie- Smokkel en legale handel onder Zuidnederlandse vlag in Bengalen, ca. 1720-1744 |
Auteur: | Jan Parmentier |
ISBN: | 9789065501110 |
Uitgever: | Verloren |
Prijs: | €14,- |
Nieuwe Brabantse Compagnie
De Nieuwe Brabantse Compagnie werd opgericht in 1599, tevens in Amsterdam. De oprichters bestonden uit zowel Amsterdamse kooplieden als inschrijvers uit de Zuidelijke Nederlanden. Het doel van de compagnie was handel met China en Indië. De Compagnie kreeg van de Staten-Generaal toestemming voor twee handelsreizen naar de Oost, welke onder leiding stonden van Pieter Both. Hij zou later de eerste gouverneur-generaal van Nederlands-Indië worden. In 1600 fuseerde de Nieuwe Brabantse Compagnie met de Compagnie van Verre. Samen gingen zij nog twee jaar verder onder de naam ‘Verenigde Amsterdamse Compagnie’.
Verenigde Oost-Indische Compagnie
De Verenigde Oost-Indische Compagnie werd in 1602 opgericht op initiatief van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Hij zag dat de concurrentie tussen de verschillende compagnieën de handel geen goed deed en pleitte voor één overkoepelende handelscompagnie.
Eerste multinational
De VOC kreeg het monopolie op de volledige Hollandse handel met het Oosten. De compagnie richtte zich voornamelijk op de handel in specerijen en groeide uit tot de eerste ‘multinational’ ter wereld. Het was de VOC toegestaan om zelfstandig handelsbeslissingen te nemen en de compagnie kreeg zelfs toestemming om zelf landen de oorlog te verklaren, om zo handel af te dwingen. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw ging het steeds slechter met de VOC. De Engelse Zee-oorlogen verzwakten de VOC zeer; mogelijk kostten deze oorlogen de compagnie 60 miljoen gulden. De schuld van de organisatie nam toe tot een bedrag van 120 miljoen gulden, tot de staat de schuld van de compagnie overnam en de VOC uiteindelijk in 1799 ophield te bestaan.
West-Indische Compagnie
In 1621 werd in Holland de West-Indische Compagnie opgericht. Waar de VOC een monopolie had op de handel in de oost, was het doel van de WIC het bedrijven van handel ten westen van Kaap de Goede Hoop. In eerste instantie was de compagnie een militair werktuig; de handel in Zuid-Amerika was voornamelijk in Spaanse handen en in 1621 was tevens het Twaalfjarig Bestand tot een einde gekomen. De WIC werd dus gebruikt om de Spanjaarden te dwarsbomen in de handel.
Lucratieve driehoekshandel
In de loop der tijd specialiseerde de WIC zich in de lucratieve driehoekshandel. Van Europa brachten zij wapens en textiel naar Afrika, van waar zij tot slaaf gemaakte Afrikanen meebrachten naar Zuid-Amerika. Hier verkochten zij de slaven aan plantagehouders en kochten suiker, tabak, koffie en katoen in. Deze producten konden zij, opnieuw met winst, verkopen in Europa.
Tweede West-Indische Compagnie
Ook de WIC kreeg echter te maken met fikse schulden. In 1674 werd de organisatie opgeheven als gevolg van deze schulden, maar in 1675 werd vervolgens de Tweede West-Indische Compagnie opgericht. Deze wist het monopolie op slavenhandel te behouden tot 1730, waarna de WIC in 1791 failliet ging.
Middelburgse Commercie Compagnie
De Middelburgse Commercie Compagnie werd in 1720 opgericht om te concurreren met de succesvolle Amsterdamse en Rotterdamse havens. De compagnie was vervlochten met Middelburg en leverde de stad veel inkomsten op.
Zouthandel, walvisvaart & slavenhandel
In eerste instantie richtte de MCC zich op zouthandel met Frankrijk en de walvisvaart. Beide waren niet winstgevend, waardoor de compagnie zich op iets anders moest richten. Omdat het monopolie op de slavenhandel sinds 1730 niet meer bij de WIC lag, kon de MCC nu ook haar slaatje slaan uit deze lucratieve vorm van handel.
Scheepsbouw
De MCC ondervond vanzelfsprekend veel hinder van het verbod op slavenhandel in 1814. Om deze reden besloot het bedrijf zich in de negentiende eeuw te richten op de scheepsbouw. Na 1850 bleek ook deze oplossing niet winstgevend genoeg en werd de MCC in 1888 ontbonden.