Aanslag op Maurits van Oranje
In 1619 wordt raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld. De twee zonen van Van Oldenbarnevelt zien stadhouder Maurits van Oranje als hoofdverantwoordelijke voor de veroordeling en dood van hun vader. Een paar jaar later, in 1623, bereiden zij een moordaanslag voor op Maurits van Oranje.
Lange tijd verliep de samenwerking tussen raadpensionaris Van Oldenbarnevelt en stadhouder Maurits goed. De voorzichtige Maurits en de meer strategisch ingestelde Van Oldenbarnevelt die risico’s durfde te nemen, vulden elkaar goed aan.
Slag bij Nieuwpoort
In 1600 ondernam het leger van prins Maurits op aandringen van Van Oldenbarnevelt een expeditie met als doel de verovering van Duinkerken, de thuishaven van de Spaanse kaapvaart. Maurits liet zijn legers samentrekken bij de kustplaats Nieuwpoort. Op 2 juli 1600 werd daar een bloedige strijd geleverd, de beroemde Slag bij Nieuwpoort. Het leger van Maurits won weliswaar, maar trok zich daarna - vanwege de grote verliezen - terug. Duinkerken werd niet veroverd. Dit vormde het begin van de verwijdering tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt.
Rekkelijken tegenover preciezen
Zo’n tien jaar later ontstond er religieuze onenigheid in de Republiek. Twee hoogleraren in Leiden, Arminius en Gomarus, kwamen tegenover elkaar te staan. Gomarus en zijn aanhangers stonden voor een zeer precieze navolging van de gereformeerde leer, zij werden de preciezen genoemd. Arminius en anderen, de rekkelijken, pleitten voor een tolerantere invulling van het geloof. Dit conflict verspreidde zich over de hele Republiek en in 1617 kozen ook Van Oldenbarnevelt en Maurits partij. Van Oldenbarnevelt koos voor de leer van de rekkelijken, Prins Maurits voor de precieze leer van Gomarus.
Executie Van Oldenbarnevelt
Een jaar later, in 1618, gaf Prins Maurits de opdracht om Johan van Oldenbarnevelt te arresteren op verdenking van hoogverraad. Hij zou de binnenlandse orde en rust in gevaar hebben gebracht en het land aan een buitenlandse mogendheid hebben willen uitleveren. De vrouw van Van Oldenbarnevelt, Maria van Utrecht, en hun twee zonen, Willem en Reynier, deden er alles aan om hem vrij te krijgen. Willem en Reynier waren juridisch geschoold en zij dienden vele verzoekschriften in bij de Staten-Generaal, onder andere om zijn gevangenschap om te zetten in huisarrest. Hun verzoeken werden echter niet gehonoreerd. Nadat de rechtbank de zaak onderzocht had en diverse getuigen had gehoord, achtte de rechtbank hoogverraad bewezen. Op 12 mei 1619 werd het doodvonnis uitgesproken, de volgende dag werd Van Oldenbarnevelt onthoofd.
Aanslag op Maurits
Willem en Reynier van Oldenbarnevelt wilden wraak nemen op Maurits van Oranje. Een aantal jaar later, in 1623, beraamden zij samen met enkele gelijkgezinden een moordaanslag op de stadhouder. Voor 400 gulden huurden zij matrozen in om de aanslag uit te voeren. Die had op 7 februari 1623 moeten plaatsvinden, maar het plan werd voortijdig ontdekt. Willem kon vluchten naar Brussel, maar Reynier werd gearresteerd. Hij kreeg - net als zijn vader - de doodstraf. Zijn moeder diende nog een gratieverzoek in, maar dat werd afgewezen. Volgens sommige verhalen zou Maurits aan haar hebben gevraagd waarom zij destijds geen gratie voor haar man had gevraagd, en nu wel voor haar zoon. Haar antwoord zou zijn geweest: “Mijn man had geen schuld, maar mijn zoon heeft schuld”. Reynier van Oldenbarnevelt werd op 28 maart 1623 onthoofd. Prins Maurits stierf twee jaar later, in 1625, aan een tumor in zijn lever.